| |
| |
| |
‘Umbilly 2’, ca. 1978 © Panamarenko.
| |
| |
| |
‘Er zijn heel tedere machines nodig’
Panamarenko's P(oëtische) K(racht)
Kurt de Boodt
werd geboren in 1969 te Turnhout. Studeerde Germaanse filologie aan de K.U. Leuven. Werkt als programmator literatuur voor het Paleis voor Schone Kunsten van Brussel. Publiceerde drie dichtbundels, waarvan ‘Anselmus’ (2004) de recentste is. Schrijft over poëzie en beeldende kunst.
Adres: Blokstraat 9, B-2800 Mechelen
en vliegwerk dat niet van de grond komt.
Peter Theunynck, ‘Donderwolk 1971’
Op het Antwerpse Sint-Jansplein overwon ik met zes motortjes annex minischroefjes op de rug de zwaartekracht (‘Pepto Bismo’, 2003). Boven Borgerhout - vertrekbasis: Antwerpse Luchtschipbouw - fladderde ik als een engel. Met de ruggensteun van een motortje rende ik veertig kilometer per uur toen mijn bottines de Turnhoutsebaan onder zich lieten (‘Brazil’, 2004). In het Vlaams Parlement zweefde ik op een luchtkussen onder een eiland met een diameter van 18 meter als in een hovercraft twee meter boven de grond. Ik leerde de vlucht van vogels imiteren, klapwieken als een vlieg (‘Umbilly I’, 1976), fladderen als een prehistorische kip (‘Archaeopteryx’). In de ‘Jungle and Mountain Machine K2’ zoemde ik steil omhoog in het regenwoud. Ik heb gewaterfietst op de Noordzee. Gesnorkeld op de zeebodem. In de ‘Panama’-duikboot ging het in een slakkengangetje van tien kilometer per uur van de Royal Yachting Club in Antwerpen tot aan Spitsbergen (en terug). Ik heb in tergend trage raceauto's gehobbeld, ecologisch verantwoord voortgedreven door licht (‘Thermo Photovoltaic Energy Convertor’, 2001) of stoom (‘Hinky Pinky Prova’, 2004). Met de vliegende schotel ‘Bing’ verdween ik in de vierde dimensie, voor onbepaalde tijd onderweg naar het moederschip ‘Ferro Lusto’. Ik heb Panamarenko-land verkend en ben er heelhuids uitgekomen.
Je schoenen staan te trappen
tegen de wijzers van de aarde.
Roger M.J. de Neef, ‘MK Panamarenko’
| |
| |
Aan den lijve ondervond ik MK (Menselijke Kracht), de kracht van de verbeelding vooral. Van andermans verbeelding. Ervoer ik vrijheid of was ik bovenal een schroefje in het raderwerk van Panamarenko's fantasiemachinerie? Speelde ik als betrokken toeschouwer louter een bijrolletje in de droomscenario's van een kwajongen van weldra vijfenzestig? Ach wat, in de wereld van Panamarenko kun je maar het best niet al te lang nadenken. Je moet doen. Ervaren. Je laten gaan. Joepie! Al vanaf 1967 gebruikt Panamarenko als logo een tekening van de hallucinogene Peyote-cactus vergezeld van het onderschrift ‘Nailati Efil’ (‘Italian Life’ achterstevoren gespeld). Lang leve La Dolce Vita! Hoezee, stap in en maak een geestesverruimende trip van de zeebodem tot aan de Milky Way!
Er zijn heel tedere machines nodig
om op een mooie dag naar nergens te vliegen.
Propellers, buizen, bouten zijn er nodig,
het vallend blad van een plataan,
misschien het oorsmeer van een kind
en veel van het onmogelijke mooiste.
| |
Verdwijnkunst
Panamarenko is een verdwijnkunstenaar. Hij laat zich niet vangen, verstopt zich tussen de plooien van de exacte wetenschappen en de vrijheidlievende kunstwereld. Hij bijt graag in de beide handen die hem voeden: kunst en wetenschap. Kunstcritici begrijpen te weinig van zijn berekeningen en zijn ‘Toy Model of Space’ om zijn machines naar waarde te kunnen schatten; wetenschappers zijn ‘droogkloten’ en hebben te weinig verbeeldingskracht om zich in zijn tuigen in te leven. Ze willen zich niet aan zijn theorieën verbranden. Kloppen Panamarenko's bevindingen, dan valt hun wetenschappelijke houvast in duigen. Slaan zijn denkbeelden op niets, dan hebben ze hun tijd verprutst. In 1981 getroostte Walter Lewin, professor in de fysica aan het Massachusetts Institute of Technology, zich overigens wél de moeite om Panamarenko's berekeningen te controleren. De slotsom was vernietigend: ‘Afgezien van een gebrek aan voldoende kennis heeft Panamarenko ook een naïeve houding ten aanzien van fundamentele principes in de natuurkunde en daaruit blijkt dat hij een volstrekt gebrek aan respect (en besef) heeft voor wat grote wetenschappers door inventief pionierswerk tot stand hebben gebracht. Z'n houding is kenmerkend voor wat wij in de Verenigde Staten een crackpot noemen. Een wetenschappelijke crackpot redeneert dat wetenschappers blind zijn voor zijn ideeën, want ze willen niet dat hun ideeën
| |
| |
“Thermo Photovoltaic Energy Convertor”, 2001 © Panamarenko.
omvergeworpen worden.’ Waarop Panamarenko: ‘Het is waar dat ik erg arrogant kan zijn, maar tegen de institutionele arrogantie van deze astronoom is dat slechts een grapje. Lewin heeft een te gespecialiseerde kennis en niet gespreid genoeg om zich met mij te meten. Hij weet te weinig.’
Zo zeker weten dat het onmogelijke niet
aan de verleiding zal blijven weerstaan
borrelen dag en nacht en onverminderd
dromen op. Die je becijfert als bezeten
om zwaartekracht toch eenmaal en verdiend
Marc Tritsmans, ‘Bij een vliegtuig van Panamarenko’
Panamarenko's kunst leeft bij de gratie van kunst én wetenschap. Of liever: komt voort uit het samenbrengen van en uit de kortsluiting tussen de doorgaans gescheiden α- en β-werelden. Uit de botsing komen komische en poëtische vonken voort. Het hoge woord is eruit: ‘poëtisch’. Tussen kunst en wetenschap wurmt zich die moeilijk definieerbare kwaliteit die Panamarenko en vele van zijn beschouwers als ‘poëtisch’ omschrijven.
| |
| |
‘Pahama Novaya Zemblaya’-duikboot, 1996 © Panamarenko.
‘Ik ben geen wetenschapper of iemand die kunstobjecten vervaardigt. Belangrijk is, dat ik van tijd tot tijd poëzie bereik in wat ik maak.’ In 1997 plaatste Gwij Mandelinck deze uitspraak als motto boven zijn poëziezomer in Watou ‘omtrent Panamarenko’. Ook in recente interviews neemt Panamarenko het woord ‘poëtisch’ geregeld in de mond ter verdediging van zijn kunst. Op de audiotour van de tentoonstelling ‘Te land, ter zee en in de lucht’ in het Vlaams Parlement zegt hij lijzig: ‘Door de ervaring met dat ineenfrutselen, kom ik tot nieuwe ontdekkingen, ook op esthetisch vlak, op poëtisch vlak. Papierwerk of wiskunde alleen zou ik niet plezant vinden. Daar komt nooit wat van, dat is zo'n spelleke, daar is geen ontdekking aan. Kunst in het algemeen is zo serieus. Iets dat schoon is of iets heeft, moet ernstig of diep zijn. Ik weet niet wat dat is, ernstig of diep. Waarschijnlijk iets dat al op voorhand in een boekske staat. Dus waarschijnlijk ook geen kunst is.’ Het poëtische staat hier voor het avontuurlijke, het vernieuwende. ‘Voor mij is alleen het avontuur en de speelsheid belangrijk,’ luidt het in een interview. ‘Kunst die een avontuur aangaat met nieuwe ontdekkingen in de poëtische zin. Een nieuw soort schoonheid ook. Kunst moet vooral nieuw zijn, niet wat al bestaat, imiteren. Terwijl de meeste kunstenaars dat juist wel doen.’ Zijn vlucht vooruit is een vlucht weg uit ‘de monstermachine’ van de doordeweekse werkelijkheid naar een vederlichte utopie. ‘De samenleving te vermijden, dat was en is een groot doel. Dan vraag je je af wat je het beste kunt gaan doen: iets dat plezierig en mooi is en poëtisch, toch?’
Met zijn tedere machines schept Panamarenko schijnwerkelijkheden waar de wetten van de zwaartekracht niet langer van tel zijn, noch de Elsschotiaanse
| |
| |
‘Scotch Gambit’, 1998 © Panamarenko.
praktische bezwaren. Althans in theorie. In de praktijk stelt de boze, bureaucratische wereld zich maar al te vaak met gekruiste armen op tussen droom en daad. Panamarenko: ‘In theorie werken mijn uitvindingen allemaal. Maar de uitvoering is zo lastig - als ik wil dat zo'n schip als de Scotch Gambit gaat varen met tweehonderd kilometer per uur, dan krijg ik te maken met een heleboel reglementering en dan hoeft het van mij niet meer.’ Sommigen zien in Panamarenko's vermenselijkte en verdierlijkte vlieg-, vaar- en rijtuigen een aanklacht tegen de vooruitgangsgedachte en de ontmenselijkende technologie. Die vermeende kritische inslag lijkt me hooguit een surplus. Sinds de happenings uit de jaren zestig maakt de escapist Panamarenko niet zozeer maatschappijkritische kunst als wel ‘vlucht-kunst’.
Nu trek ik mijn magnetische
het klavier van mijn tekst-
aan de zwaartekracht, zie
de zinnen zonwaarts stijgen.
Peter Theunynck, ‘Magnetische schoenen’
| |
Reken niet op motoriek
Panamarenko beoogt met zijn ‘uitvindingen’ en tastbare ‘tuigen’ schoonheid en poëzie in overdrachtelijke zin; niet meteen begrippen waar je de hand kunt opleggen. Laten we even bij een natuurkundige te rade gaan. Nobelprijswinnaar
| |
| |
‘Vliegend eiland’, 2004 © Panamarenko.
voor fysica Steven Weinberg ziet in wetenschappelijk onderzoek heel wat schoonheid en troost weggelegd. ‘Die resultaten bezitten een opmerkelijke schoonheid omdat ze ons tot op zekere hoogte, hoewel misschien niet helemaal, troosten voor het verlies van de schoonheid die de wereld bezat toen we ons omringd zagen door goden, reuzen en elfen. De natuurkunde in het bijzonder stelt zich ten doel om op een fundamenteel niveau te begrijpen waarom de dingen zijn zoals ze zijn, en een ultieme theorie op te stellen die alle regelmatigheden omvat die we in de natuur opmerken. En naarmate onze theorieën fundamenteler worden, merken we dat ze ook steeds meer schoonheid bevatten. Het is niet zo eenvoudig uit te leggen waaruit die schoonheid precies bestaat. Ik denk dat ik het beste kan zeggen: het is de schoonheid van de onontkoombaarheid. Als je een echt mooie wetenschappelijke theorie bestudeert, heb je het gevoel dat niets anders zou kunnen zijn, dat alles is zoals het is omdat het gewoonweg niet anders kán.’ Weinberg maakt de vergelijking met tweestemmige Inventionen - let op de titel! - voor piano van Bach. Elke noot staat daar op zijn plaats. Je kunt er niets aan veranderen. Panamarenko rekent en tekent, concipieert en bricoleert toestellen die onontkoombaarheid uitstralen. Achter elk model schuilt een hele theorie, gaat een omstandige fase van rekenen en tekenen vooraf. De keuze van het materiaal, het type motor, de elektronica, de mechaniek en de thermiek dienen het idee achter het toestel en ademen een prettig gestoorde elegantie. Het kleinste schroefje is het resultaat van een lang proces van denken en uittesten. Bij elk detail hoort desgevraagd een omstandige uitleg, vaak een sappig verhaal. De lijmsoort waarmee Panamarenko de stroken PVC voor de
| |
| |
ballon van zijn ‘Aeromodeller’ aan elkaar plakte, de aërodynamisch verantwoorde bestelvorm van zijn ‘Thermo Photovoltaic Energy Convertor’, de precieze diameter van zijn ‘Eiland’, de diverse versies van een tuig, ...: ze getuigen allemaal van Panama's trial and error-aanpak achter de schermen.
Neem nu de vleugeltuigen die luisteren naar de naam ‘Umbilly’. Opzet was met een aandrijfmechanisme het klapwieken van een insect na te bootsen. De trappende piloot moet in zijn ligstoel het juiste ritme zien te vinden en aan te houden. De testfase vond plaats in de ouderlijke woonkamer in de Biekorfstraat, onder het wakende oog van papa Panamarenko. ‘Ik had een helm op maar kon de vleugels niet zien die boven en achter mij flapten. Daarom hield mijn vader de wacht. En wanneer een vleugel het begaf (gewoonlijk volgde de tweede niet veel later), riep mijn vader uit volle borst “STOP! STOP! STOOOP!” Maar ik kon hem niet horen of zien, omdat hij achter de vleugel stond om het mechanisme beter in het oog te houden, en daar was te veel lawaai. En hij durfde niet te bewegen omdat allerlei soorten wrakstukken van de machine wegsprongen. Ondertussen bleef ik in volle vaart doortrappen om het vleugelritme niet te verliezen, tot ik een hoog snerpend signaal hoorde: al wat overbleef van de vleugels waren twee korte drumstokken die op en neer ratelden als een kolibrie.’ ‘Umbilly I’ dateert van 1976. In 1984 volgde de vijfde verbeterde versie. ‘Ik ben gestopt toen het werkte, toen wist ik het,’ lacht Panamarenko me in het Vlaams Parlement in het oor.
in oude gravures, zo haarscherp
Hebben ze het later verleerd,
wegens te weinig veerkracht
in de vingers, te veel lood
Peter Theunynck, ‘Gravure’
Make believe - doen geloven dat je met die plompe duikboot, met dat vertederende lelijke eendje, van Antwerpen naar Spitsbergen kunt varen - daarin blinkt Panamarenko uit. Hij leidt je blik meteen naar de drijvende kracht. Heel wat toestellen zijn gemaakt in doorzichtig plastic of plexi. In de schuine snuit van de duikboot bevindt zich een groot raam dat een inkijkje biedt
| |
| |
op de vijfhonderd kilo zware motor waarrond Panamarenko het hele gevaarte laste. Achteraan zijn racewagens staat de koffer steevast open of zie je door een plexi koepel de energiebron: vier gaslampjes die de zonnecellen van licht voorzien (‘Thermo Photovoltaic Energy Convertor’) of vier draaiende ijsschepjes die door stoom worden aangedreven (‘Hinky Pinky Prova’). Of liever: ijsschepjes die in theorie kunnen draaien. Want het ontploffingsgevaar bij de ‘Hinky Pinky Prova’ schrikte zelfs Panamarenko af.
We stuiten hier op een wel heel bijzondere vorm van PK: Poëtische Kracht of ‘visuele beeldspraak’ (nee, dit is geen pleonasme). Panamarenko maakt niet zozeer vliegende tuigen als wel tuigen die het vliegen verbeelden. Hij maakt nadrukkelijk beelden van het vliegen, zweven, varen, rijden. De moderne vliegtuigen zijn gericht op vliegcomfort. De passagier moet zoveel mogelijk vergeten dat hij zich boven de wolken bevindt (en dat hij in theorie kan neerstorten). Bij Panamarenko staan de mechanismen stil. Zij brengen de kijkers met het hoofd in de wolken. Voor ons, toeschouwers, is een semiactieve rol weggelegd. In onze verbeelding zetten we de stilstaande tuigen in beweging en maken - voor zolang het duurt - deel uit van een wonderlijke illusie. Panamarenko geeft ons een zetje en neemt zijn toevlucht tot de Poëtische Kracht. ‘De drijfkracht van woorden’, noemt Peter Theunynck het in zijn gedicht ‘Welkom aan boord’: ‘Reken vooral niet te veel // op uw motoriek, maar wakker / de drijfkracht van woorden aan.’ Het is de drijfkracht van bevlogen kunst die dromen doet. Het abstracte en concrete, de mythe en het ding vinden elkaar.
In het grote Panamarenko-overzichtsboek uit 1992 wijdt Hans Theys een hele paragraaf aan de PK: ‘Over poëtische kracht, het ding en de Naam’. Het blijft een van de meest lucide passages die over Panamarenko zijn verschenen. Volgens Theys is de gelijktijdige aanwezigheid van het ding en de naam, als uiterste polen van werkelijkheidsbeleving, heel kenmerkend voor Panamarenko's werk. Ondanks zijn fascinatie voor bijna mythische figuren en verschijnselen, laat Panamarenko het ding zelf nooit in de steek. Nu eens vertrekt de kunstenaar van een pietluttige probleemstelling die met een indrukwekkend aura omgeven wordt, dan weer vanuit een groots beeld, dat hij concreet maakt door te gaan knoeien met radertjes. Het resultaat is volgens Theys dubbel: ‘[Panamarenko] benadert de dingen onbevangen, wars van gangbare artistieke of wetenschappelijke theorieën en vooropgestelde beelden, zodat ze op een nieuwe manier zichtbaar worden, én hij geeft ze een nieuwe naam, zoals Umbilly, U-Kontroll, Scotch Gambit of Polistes, die de mythe in ere herstelt. (...)’ Precies die dubbelheid is cruciaal in de kunst van Panamarenko, meent Theys: ‘Het is juist het dubbele, ironische karakter van Panamarenko's werk, de gelijktijdige, ondergravende aandacht voor ding en mythe, het onbeschaamde gebrek aan rigiditeit en blijvende eenduidigheid
| |
| |
(...), die het een blijmoedige openheid bezorgen. Datgene zou men dan poëzie kunnen noemen.’
| |
Onontkoombare machines
In 1997 was Panamarenko de centrale gast van de poëziezomer van Watou. In geen enkele editie kregen de dichters zo weinig plaats toegemeten. Panamarenko dreef de gedichten samen in één enkele stal en maakte zelf een Poëzieboek. Kon hij de aanwezigheid van ‘echte’ dichters in zijn naaste omgeving niet verdragen? Vreesde hij de nog soepelere drijfkracht van woorden? Was het te veel dubbelop? ‘Poëzie’ bij poëzie? Poëzie heeft iets eenkennigs. Een gedicht kan met weinig woorden een hele wereld oproepen en laten exploderen, maar plooit zich uiteindelijk terug op zichzelf. Poëtisch taalgebruik vraagt meer dan gemiddeld aandacht voor de taal en niets dan de taal. In een goed gedicht klikken alle onderdelen - ritme, syntaxis, het spel met klank en betekenis,... - in elkaar tot een taalmechaniekje dat zelfgenoegzaam begint te zoemen. Ook de uitgebalanceerde kunst van Panamarenko is er uiteindelijk louter en alleen voor zichzelf. ‘Die spullen van mij houden op zichzelf geen protest in. Ze veranderen niet van eigenschap om de kunst te gaan dienen. Ze dienen zichzelf, om het zo maar eens te zeggen.’ In het universum van Panamarenko is er slechts plaats voor één heer en meester. Ook andere kunst duldt hij niet in zijn omgeving. Waarom hij zulke grote werken maakt als het ‘Vliegend eiland’? ‘Ik zou graag hebben dat er naast mijn werk niets anders meer geëxposeerd kan worden. Aan de rest erger je je toch maar blauw.’ Als regisseur van zijn eigen wereld en mythe houdt Panamarenko de touwtjes stevig in handen. Zo schept hij goddelijk plezante machines van een vaak onontkoombare schoonheid.
‘Te land, ter zee en in de lucht. Panamarenko in het Vlaams Parlement’ loopt sinds 1 oktober 2004 en is nog te bezoeken tot 25 maart 2005. Locatie: De Loketten, IJzerenkruisstraat 99, B-1000 Brussel, www.vlaamsparlement.be.
Zie ook www.panamarenko.be.
| |
Referenties
Panamarenko. Tekenen en rekenen, Ludion, Gent/ Amsterdam, 2003. |
Panamarenko. For Clever Scholars, Astronomers and Doctors, Ludion, Gent/ Amsterdam, 2001. |
luuk gruwez, Dieven en geliefden, De Arbeiderpers, 2000. |
marc tritsmans, Van Aarde, Lannoo, Tielt, 1999. |
Catalogus Omtrent Panamarenko, Watou, 1997. |
peter theunynck, Berichten van de Pan American Airlines & Co, Manteau, 1997. |
hans theys, Panamarenko, Frank van Haecke en Isy Brachot, Brussel, 1992. |
|
|