Onder meer Kundera beschreef mooi hoe voortreffelijkheid en charisma van mensen bijna letterlijk afstralen op wie naast hen staat - of zit, in dit geval. De beljaarde Berganza was fenomenaal, maar Conjunto Ibérico en zijn uitermate vriendelijke, ietwat bevlogen dirigent en oprichter Arizcuren stonden ook meteen met stip in ons muzikale geheugen genoteerd.
Terecht? Jazeker, zo weten we enkele jaren, platen en concerten later. We citeren Pierre Boulez - wellicht een van de belangwekkendste componisten van de tweede helft van de twintigste eeuw en, volgens mensen die het kunnen weten, de gelukkige bezitter van 's werelds beste oren en allesbehalve gul wat het geven van complimenten betreft - in een brief aan Arizcuren, geschreven na het beluisteren van een opname van ‘Messagesquisse’, een werk dat hij schreef voor het Conjunto: ‘Bedankt voor de cd die getuigt van uw uitstekende werk. Ik heb vooral genoten van de prachtige sonoriteit en de transparantie. Ik hoop dat u nog veel plezier beleeft aan “Messagesquisse” en aan de vele andere werken die, daarvan ben ik overtuigd, aan u zullen worden opgedragen.’ (vertaling rt)
Ondertussen werd Conjunto Ibérico inderdaad opdrachthouder van werken van veel andere vooraanstaande componisten: Yannis Xenakis, Terry Riley, Philip Glass, Edison Denisov, Arvo Pärt, Franco Donatoni en vele anderen. Een onwaarschijnlijke prestatie voor een formatie die in 2004 nog maar vijftien kaarsjes mag uitblazen. Des te onwaarschijnlijker als men weet dat een cello-octet een bijna nooit voorkomende bezetting is in de reguliere musique savante. Zo'n buitenissige formatie speelt meestal weinig anders dan arrangementen, meestal niet echt een dankbare job, of in een zeldzaam geval muziek die er speciaal voor werd geschreven, een taak die niet elke componist aankan.
Een muzikaal collectief dat duidelijk op de liefde voor één bepaald instrument is geënt, bereikt al te vaak een klein publiek van ofwel kennissen en sympathisanten, ofwel kenners/bespelers
Elias Arizcuren (rechts) in gesprek met Philip Glass -Foto Camilla van Zuylen.
van het instrument in kwestie. De redenen voor het succes van Conjunto Ibérico zijn wellicht terug te brengen tot de troeven die Boulez aanhaalde: sonoriteit en transparantie. Wat heeft een cello-octet dat een meute klarinetten en een fluitenkoor niet hebben? Een bijna menselijk vocale klankkleur die de mogelijkheid tot sterke, maar ook herkenbare geladenheid schept. Een volledig waarneembare harmoniekenstructuur, dat wat men wel eens een ‘rijke’ klank noemt. Een tonaal bereik dat, met goede musici, het bereik van de centrale contrabas tot dat van de lage viool bestrijkt, met alle mogelijkheden qua arrangeren van dien. De edele distinctie en heldere gelaagdheid van een strijkkwartet. Het massale, desnoods krakende
attaque van een strijkorkest.
Een arrangement voor cello-octet klinkt, in tegenstelling tot die voor vele andere bezettingen, nooit gezocht, omdat de cello zowel abstract en algemeen geldig als vocaal en subjectief kan klinken. Bovendien maakt een verzameling van acht cellisten, fysiek hoe dan ook veel nadrukkelijker aanwezig dan welke andere instrumentalisten dan ook, live een onontkoombare indruk. Ten slotte is Elias Arizcuren, zelf cellist, dirigent en bezieler van Conjunto Ibérico, gevormd door musici zoals de cellist André Navarra en de violist en excellente muziekmens tout court, Sandór Végh. Arizcuren komt uit een muzikale school waarin musiceren geen job is, maar een manier van denken en zijn. Het vergt een live ontmoeting om te be-