rijk zou kunnen zijn. Typerend in dat verband is het feit dat het nieuwe gebouw van het Amsterdamse Rijksinstituut voor Oorlogs-documentatie - traditioneel hét symbool van de fixatie op de Tweede Wereldoorlog - in 1997 werd ingewijd met een uitdagende voordracht van Maarten Brands over de Eerste Wereldoorlog als ‘de blinde vlek in het historisch bewustzijn van Nederland’. Ondanks de veelvuldige kritiek op het overtrokken karakter van die stelling kreeg Brands waar hij op had aangestuurd: sinds zijn voordracht zijn immers op verschillende plaatsen in het land initiatieven genomen om Nederlands Eerste Wereldoorlog uit het schemerduister te halen.
De Amsterdamse anglist Paul Moeyes heeft het resultaat van deze verspreide inspanningen niet willen afwachten om een eerste synthese over dit onderwerp te laten verschijnen. Met Buiten schot heeft hij dan ook minder een ‘definitief standaardwerk’ willen schrijven dan een overzichtelijke en leesbare status quaestionis op basis van het materiaal dat hem voorhanden was. Behalve de veeleer disparate secundaire literatuur bestond dat materiaal vooral uit dag- en weekbladen, dagboeken en memoires. Het liet Moeyes alvast toe in negen heldere en onderhoudend geschreven hoofdstukken te tonen hoede oorlog zijn invloed kon doen gelden in een land dat (zo goed als) gespaard bleef van wapengeweld. Die invloeden waren velerlei: de vier jaar durende mobilisatie, de opname van honderdduizenden vluchtelingen uit België, de belemmeringen van de overzeese handel, de groeiende kloof tussen een kleine groep oorlogswinstmakers en het gros van de bevolking dat werd geconfronteerd met een groeiende schaarste aan levensmiddelen, de enorme stroom aan wetten die door de regering werden uitgevaardigd om al deze nieuwsoortige problemen het hoofd te bieden.
Moeyes vertelt het allemaal met de nodige flair. Hij springt daarbij kwistig om met sappige anekdotes en citaten, maar deze zijn doorgaans raak gekozen en functioneel gebruikt. Ook de ruimere, Europese context wordt vaak bij het verhaal betrokken, zonder het te overwoekeren. Dankzij deze vlotte vertelstijl slaagt Moeyes erin de lezer te doen vergeten dat hij een aantal vragen eenvoudigweg niet stelt en enkele premissen nergens expliciteert. Waar hij zijn boek voorstelt als een ‘kroniek van de Nederlandse samenleving’ tijdens de Eerste Wereldoorlog, lijkt hij een sociale geschiedenis aan te kondigen, met aandacht voor de maatschappij in al haar geledingen. In realiteit worden sociale evoluties slechts belicht voorzover zij het centrale beslissingsniveau beroerden, of erdoor werden beroerd. De fabrieken, de scholen, de ontspanningsverenigingen en andere fora waar een maatschappij concreet vorm krijgt, blijven buiten Moeyes' vizier. Vreemd genoeg besteedt hij als literatuurhistoricus ook geen aandacht aan de nochtans boeiende artistieke en literaire ontwikkelingen waarvan Nederland het toneel was.
Ondanks de ruime belangstelling voor sociale factoren blijft Buiten schot dus toch in de eerste plaats een politieke geschiedenis. ‘Politiek’ moet dan wel ruim worden begrepen, want Moeyes heeft ogen voor alle actoren die een invloed op het beleid konden uitoefenen (behalve regering en parlement waren dat vooral de militaire top en de vele organisaties die ijlings in het leven waren geroepen om het economische leven te reguleren). Tegelijk wordt ‘politiek’ echter verengd tot die fenomenen die rechtstreeks door de oorlogsontwikkelingen werden beïnvloed. In die zin biedt het boek eerder een geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in Nederland, dan wel van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. De vraag naar eventuele oorlogsonafhankelijke ontwikkelingen - een vraag die tegenwoordig centraal staat in het onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog - wordt niet gesteld, zodat het ook na het lezen van dit boek moeilijk blijft te peilen naar het reële gewicht van de oorlog voor de Nederlandse samenleving.
Moeyes' weinig problematiserende, haast badinerende vertelstijl heeft ook een ander nadeel. Door relatief lang stil te staan bij persoonlijke vetes, kleine schermutselingen en betekenisvolle toevalligheden, bevestigt hij ongewild het beeld dat Nederland zich in trivialiteiten verloor op een ogenblik dat de rest van Europa een strijd op leven en dood uitvocht. Op die manier verleent hij met dit lezenswaardige boek helaas weinig overtuigingskracht aan zijn eigen pleidooi voor het belang van de Eerste Wereldoorlog.
Marnix Beyen
paul moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2001, 460 p.