Ons Erfdeel. Jaargang 45(2002)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Leonard Nolens Tristitia Er was een tijd dat ik geloofde in mijn tijd. Er zou een man, er zou een dag, er zou een vrouw De kamer binnen komen en mijn bed begrijpen, Mijn slapeloosheid strelen met een reusachtige tong, Mijn dwerghart in de hoogte tillen van een zin. Maar twee die mij daar maakten sliepen hevig in En uit. Zij sliepen en slapen een gat in mijn dag. Hun speelziek bloed is mijn tristitia. Er kwam een tijd dat ik verkilde bij de bries Die 's ochtends de blauwe gordijnen bespeelde Van de jongenskamer. Ik lag in die lege muziek Te wachten op mijn leven, op mijn eigen leven. Ik wachtte daar en deelde dat wachten met niemand. En niemand was dat reizende landschap van de zee, Die ongeboren mens van wie ik de foto bekeek. Uit: Manieren van leven, p. 13. [pagina 73] [p. 73] Herstel En ik zoals gezegd nog niet geboren Lig in de tuin te praten met mijn zonen En moet opnieuw geloven dat ik leef Omdat ik leven gaf. Zij liegen niet. Zij liggen daar reusachtig in het gras Te roken en te drinken, hun gelach Onder de bomen leert mij een gezicht In deze zomernacht. Zij geven licht. Hun ooit verzonnen namen blijven haken Aan de rozen: niets werd vlees en knoken, Niets kan lachen, liggen, drinken, praten Zoals ik zoals gezegd nog niet geboren. Uit: Manieren van leven, p. 27. [pagina 74] [p. 74] Leonard Nolens Chronique mondaine Oktober zit 's nachts alleen in zijn pitrieten stoelen Onder de linde, mijn gasten verlieten de tuin. Ze stamelen Franse wijn in de donkere gang En bluffen met blonde honden en slanke vriendinnen. Ze staan op de dorpel het tijdloze goud op te winden Van hun polshorloges, straks is het maandag. Ze zwaaien, ze starten hun zilveren wolken van auto's En zwenken geruisloos de hoek om, verten in Die ik niet ken en waar ik vaak van droom. Ik loop naar binnen, ruim de rotzooi op En ga naar bed met waardepapieren van morgen, Mijn gedichten. Ik druk die soms in mijn slaap. Uit: Manieren van leven, p. 33. [pagina 75] [p. 75] Binnen en buiten Treinen. Hotels. Parijs. De buitenwereld! Wat een woord, ik kan het niet verdragen. De wereld buiten was de binnenwereld Van Le Chartier toen wij daar samen zaten Bij een Pinot Noir, mijn varkensdarmen Bijna zwart gegrild, jouw gouden lever Op zijn Venetiaans. Wij waren armer Toen en knapper, jij gaat langer en liever Alleen op reis vandaag, de buitenwereld In. Dat woord! Ik kan het niet verdragen. Vroeger liep jij aan mijn linkerhand Florence in en New York, en met mijn rechter Schreef ik in de lucht een ander land. Kan ik het helpen dat het almaar echter Werd en weidser in dat krimpende hoofd Van deze binnenwereld? Wat een woord, Ik kan het niet verdragen, romantiek En ouderwets solisme maken me ziek. Maar ik verwacht je. Eén zoen zal bewijzen Dat wij elk voor zich nog samen reizen. Uit: Manieren van leven, p. 47. Vorige Volgende