| |
| |
| |
Michel Seuphor (1901-1999).
| |
| |
| |
Berckelaers/Seuphor, denker en doener
Ludo Bekkers
werd geboren in 1924 in Antwerpen. Voormalig productieleider cultuur en volwassenenvorming bij de BRT (nu VRT). Werkt als kunstcriticus mee aan verschillende kranten en tijdschriften in Vlaanderen en Nederland. Publiceerde o.a. ‘Hedendaagse schilders in Nederland en Vlaanderen’ (samen met E. Stegeman, 1995).
Adres: Eric Sasselaan 65/4, B-2020 Antwerpen
Vlaanderen heeft weinig intellectuelen voortgebracht die zo veelzijdig en langdurig actief waren als Michel Seuphor, alias Fernand-Louis Berckelaers (oAntwerpen/Borgerhout 1901 - †Parijs 1999). In 2001 kon de stad Antwerpen zijn minutieus bijgehouden archief aankopen en dat was een geschikte aanleiding om een tentoonstelling rond en over hem in te richten. Het werd het perfecte bewijs dat hij een intellectuele omnivoor was die, zoals het ideaalbeeld van de Renaissance-kunstenaar, een brede culturele achtergrond had verworven, veel disciplines beheerste en daar ook creatief mee omging. Nog tijdens zijn lange leven wist men al dat Seuphor, die de indruk gaf een rustige en serene natuur te zijn, een parcours had afgelegd dat vrij uitzonderlijk en turbulent was geweest. Wanneer men hem ontmoette, in Parijs of af en toe in zijn moederland, vertelde hij soms fragmentarisch over zijn persoonlijke geschiedenis, zeker niet om te bluffen maar om gedetailleerd verslag uit te brengen over beleefde situaties of activiteiten. Daaruit bleek dat de macro-geschiedenis zowel van Vlaanderen als van de kunst gedragen werd door parallelle micro-geschiedenissen waarvan deze Vlaming in het toenmalige kunst-Mekka Parijs een uitzonderlijk exponent was. Bij het doorlopen van zijn biografie stelt men met enige verbazing vast hoe organisch zijn vele activiteiten, initiatieven, artistieke prestaties moeiteloos in elkaar verweven werden en hij er, zelden of nooit, bewust persoonlijk succes mee beoogde. Het is alsof het lot, het toeval, de omstandigheden hem geleid hebben om dingen te doen waarvan hijzelf de gevolgen niet kon voorzien. Men kan dat interpreteren alsof hij, als strijdend Vlaming, dichter, romanschrijver, beeldend kunstenaar, kunstcriticus, verdediger van de abstracte beeldende kunst en organisator, een begenadigd amateur is geweest. Amateur in de zin van lief-hebber, iemand die ogenschijnlijk
vrijblijvend maar toch
| |
| |
Michel Seuphor (midden) in gesprek met de Belgische dichter Paul Dermée (links) en de Italiaanse schilder Enrico Prampolini (rechts).
geëngageerd en met liefde en overgave, talenten die in hem leefden ontwikkelde en openbaar maakte.
| |
Flamingantische vervoering
Een duidelijk voorbeeld daarvan is zijn flamingantisme dat zich ontwikkelde van een puberale reactie op de anti-Vlaamse mentaliteit in het Antwerpse Jezuïetencollege waar hij studeerde, tot een principiële trots op zijn culturele achtergrond. Het pseudoniem Seuphor, anagram van Orpheus, is trouwens ontstaan tijdens zijn collegetijd om zijn medewerking aan een clandestien strijdend Vlaams tijdschriftje te camoufleren. Het flamingantisme van de jonge student ontstond en ontwikkelde zich voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar hij ontweek wel de valstrik die de Duitse bezetter had gespannen om bewuste Vlamingen te vangen voor het collaborerende activisme. Zijn Vlaamse overtuiging stoelde meer op een culturele dan op een politieke basis en die was hem aangereikt door een jonge pater collegeleraar die hem Guido Gezelle liet ontdekken. Zijn filosofische evolutie heeft later wel zijn visie op de priester Gezelle gewijzigd maar niet op die van de dichter. In Parijs heeft hij zelfs tweeëntwintig gedichten van hem vertaald. Behalve Gezelle hebben ook liederen van Jef van Hoof en concertuitvoeringen van werken van Peter Benoit een duidelijke invloed uitgeoefend. Hoe dat flamingantisme in zijn leven gesitueerd moest worden, heeft hij perfect verwoord: ‘Het flamingantisme was een schitterende gelegenheid om uit de difficulté
| |
| |
d'être te ontsnappen. Dààr waren de daad en de uitweg uit de intellectuele straatjes-zonder-einde. De politieke passie bevatte een grote dosis lyrisme. De flamingantische betogingen waren echte feesten. Op twintigjarige leeftijd gaven ze me voedsel tot vervoering.’ Parallel met die Vlaamse vervoering ontwikkelde zich bij de jonge Berckelaers een algemeen cultureel, sociaal en maatschappelijk ideaal dat gevoed werd door de lectuur van uiteenlopende onderwerpen en auteurs. Door een latente dadendrang gedreven weigerde hij zijn toekomst louter passief of receptief te hypothekeren en al tijdens zijn collegejaren werkte hij mee aan kortademige tijdschriftjes. Na zijn niet beëindigde studies reeg hij onbeduidende jobs aan elkaar, maar het belangrijkste was dat hij tijd kon besteden aan wat ernstiger publicaties zoals De Klauwaert, het eerste naoorlogse studentenblad, Roeland en, wat later, aan het nu haast mythische Het Overzicht. Dit Half-Maandeliks Tijdschrift, Kunst-Letteren-Mensheid verscheen van 1921 tot en met 1924, eerst onder leiding van Fernant (sic) Berckelaers en de Vlaamse Nederlander Geert Pynenburg en vanaf het dertiende nummer (november 1922) met de Antwerpse kunstschilder Jozef Peeters. Die redactiewisseling betekende ook dat het tijdschrift, dat zich aanvankelijk radicaal-flamingantistisch en pacifistisch alsook humanitair-expressionistisch opstelde, evolueerde naar een podium voor avant-gardekunst. Of, beter gesteld, van algemeen-expressionistische tendensen naar een uitgesproken modernistische (lees abstracte) kunstopvatting. Het is ook duidelijk merkbaar dat de invloed van Jozef Peeters gaandeweg ging overheersen.
| |
Het abstracte als absoluut eindpunt
De belangstelling van Seuphor voor de beeldende kunst ging uit van een gezond dilettantisme, evenals zijn interesse voor de literatuur en de filosofie. Dat de oorspronkelijke amateur zich heeft ontwikkeld tot een internationaal vermaard monstre sacré heeft alles te maken met een onvoorstelbare energie en een ijzeren wil, gepaard met een meticuleuze drang naar perfectionisme. De talenten waarover hij onbetwistbaar embryonaal beschikte, heeft hij door zijn doorzettingsvermogen ontwikkeld tot verbazingwekkende resultaten. Nieuwsgierig als hij was en geestelijk alert, heeft een lezing door de Nederlandse schilder Theo van Doesburg in 1921 bij de toenmalige Berckelaers een reactie opgewekt die zijn verdere leven als criticus en gangmaker van de abstracte kunst heeft getekend. Van Doesburg was de stichter en bezieler van De Stijl-beweging waarvan de ideeën en het gelijknamige tijdschrift vooral in Nederland van beslissende invloed zijn geweest op een nieuwe beeldvorming. De vormreductie in de beeldende kunst tot constructies van lijnen, vlakken en primaire kleuren was ontstaan in de geest van die andere Nederlander: Piet Mondriaan. Een citaat van Seuphor uit 1965: ‘Toen ik van
| |
| |
Michel Seuphor en P. Mondriaan, “Tableau-Poême”, 1928.
Doesburg die opvattingen hoorde uiteenzetten, vond ik dat daar niet het vooruitstrevende werd voorgestaan maar het uiterste van het meest vooruitstrevende, het absolute eindpunt van het abstracte.’ Hij zou dat, niet lang daarna, met eigen ogen kunnen vaststellen bij een bezoek aan Mondriaan in Parijs, het begin van een lange artistieke relatie.
Om de kunstscene van kort na de Eerste Wereldoorlog te situeren moeten we er ons rekenschap van geven dat die in Vlaanderen verdeeld was door twee grote stromingen. Enerzijds het Vlaams Expressionisme (denk aan de twee Latemse scholen met o.m. Servaes, Van de Woestijne, Permeke, De Smet, Vanden Berghe) en de Eerste Abstracten (Peeters, Servranckx, De Boeck, Vantongerloo). De expressionisten genoten de steun van de gezaghebbende criticus André de Ridder en de invloedrijke galerist en mecenas Paul-Gustave van Hecke die, tot na de Tweede Wereldoorlog, de expressionistische beweging in Vlaanderen gestuurd hebben. De abstracten van hun kant waren op zichzelf aangewezen en het was dankzij de gedrevenheid van Peeters en later van Seuphor dat zij, vooral in het buitenland, enige bekendheid verwierven. De expressionisten zelf cocoonden in het gezellige, dorpse Sint-Martens-Latem, maar de abstracten voelden zich wereldburgers, droomden van een alles omvattend wereldbeeld dat de nieuwe toekomst zou voorbereiden. Dat was een streven dat zich in vele landen van Europa haast simultaan ontwikkelde en dat de kunstevolutie in een stroomversnelling bracht. Vanuit het
| |
| |
impressionisme, via het kubisme, het futurisme, het dadaïsme was de abstractie een logisch uitvloeisel. Dat had Peeters snel begrepen en, haast parallel, ook Seuphor. Zij reisden samen of apart naar Parijs, Berlijn of elders en ontwikkelden vriendschappen met kunstenaars die later tot de top van de artistieke wereld gingen behoren. Seuphor, met als enig diploma dat van bibliothecaris, heeft zich niet alleen laten gelden als vriend en vertrouweling van die avant-gardekunstenaars, maar ook en vooral als commentator van hun artistieke opvattingen.
| |
Geloven in Mondriaan
Ondertussen was Antwerpen hem mentaal te eng geworden en nog voor August Vermeylen het had geformuleerd was hij de Vlaming die zich tot Europeaan had verklaard. Ondanks beperkte financiële middelen waarover hij beschikte, is het hem altijd gelukt om lange periodes in het buitenland te verblijven als een nomade die ergens aankomt en er zich installeert, goedschiks of kwaadschiks. Dat (schijnbaar) probleemloze rondtrekken en zich vestigen is een van de opvallende karakteristieken uit zijn curriculum vitae. Het is dan ook niet te verwonderen dat hij, ondanks het feit dat hij in Antwerpen een huis liet bouwen, vaker in Frankrijk, Duitsland, Italië of elders verbleef dan in zijn geboortestad. Tot hij in 1925 definitief koos voor Parijs. ‘Ik had er (in Antwerpen) niets meer van te verwachten dan de dood, en toen ik vertrok bood de stad me ten afscheid het beeld van een woestijn.’ Zijn bijna fysieke aversie tegen Antwerpen is moeilijk te duiden. Hij had er zijn vrienden, hij kende er iedereen uit het wereldje, zijn familie woonde er en toch trok hij weg met een haast instinctief gevoel dat hij pas in Frankrijk zou worden wie hij zijn wilde. De Franse taal werd de zijne maar nooit heeft hij het Nederlands verloochend en telkens als hij, veel later, naar Antwerpen terugkeerde om er een voordracht te houden of zich te laten vieren, hanteerde hij zijn moedertaal alsof hij ze nog dagelijks sprak.
Schrijven deed hij echter in het Frans en, haast ongemerkt, werkte hij aan een literaire productie die zich in de loop van zijn hele leven heeft ontwikkeld. Toneelstukken, essays, poëzie, aforismen, romans, het werd een uitgebreide bibliografie die tot op de dag van vandaag onvoldoende in detail bestudeerd is. In zijn letterkundig werk onderging hij aanvankelijk nog invloeden van het late expressionisme en het futurisme: De wereld is geen boekske om te lezen in een hoekske. Wat is de wereld dan? Spek in de pan! Later wordt zijn poëzie persoonlijker, fijngevoeliger maar onderhuids altijd met een zweem van non-conformisme zowel formeel als inhoudelijk. Maar het is vooral de essayist/kunstcriticus Seuphor die wereldwijd bekend zal worden. Geoefend had hij zich al jaren met losse stukken en artikelen in Het Overzicht en daarna in andere kunsttijdschriften. In Frankrijk werkte hij (vaak om den brode)
| |
| |
Michel Seuphor, ‘Tel est le plan prévu’, 1992, Oost-Indische inkt op papier, 66,5 × 51 cm.
mee aan talrijke revues artistiques en publicaties van kunstenaars die doorgaans geen lang leven beschoren waren. Zijn eerste grote essay handelde vreemd genoeg over El Greco omdat hij door Spanje gefascineerd was (hij beweerde van verre Spaanse origine te zijn) en na een bezoek aan het Prado-museum in Madrid trof hem een coup de foudre en wilde hij alles van de schilder in Toledo en Sevilla bekijken. Het resultaat was een grondige studie die in 1931 verscheen (Editions Tendances Nouvelles), maar in de conclusie kon hij niet nalaten verband te leggen tussen de 16de en de 20ste eeuw: El Greco, de hoop van het gebed...Mondriaan, het onwrikbare geloof van het gebed. Mondriaan met wie hij een levenslange vriendschap onderhield, ondanks het moeilijke karakter van de Nederlander, werd haast vanzelfsprekend het onderwerp van een andere fundamentele studie die echter veel rijpingstijd vergde. Ze verscheen pas in 1957 simultaan in het Frans, Engels, Duits en Italiaans en werd getypeerd als ‘het noodzakelijke uitgangspunt voor elke ernstige studie over de schilder van de Nieuwe Beelding’ (Herbert Henkels). Tussen El Greco en Mondriaan schreef Seuphor onder meer Un renouveau de la peinture en Belgique flamande (uitg. 1932) waarin hij uitermate kritisch het Vlaamse schilderslandschap bekeek en daardoor vrienden verloor. Het deerde hem niet want boven alles wilde hij een kwaliteitskunst voor Vlaanderen, getoetst aan het beste van wat er in het buitenland werd gerealiseerd.
| |
| |
Michel Seuphor, ‘Géométrie’, 1971, Oost-Indische inkt op papier.
Geleidelijk aan werd Seuphor internationaal beschouwd als de geschiedschrijver van de abstracte kunst door publicatie van een aantal standaardwerken die tot nu toe hun waarde hebben behouden. Voor de Vlaamse kunstgeschiedenis is dat zonder twijfel De abstracte schilderkunst in Vlaanderen (Arcade, Brussel, 1963) geweest. In een breed uitgesponnen filosofisch/historisch inleidend essay situeert hij daarin de Vlaamse abstracte kunst van dat moment, weliswaar niet altijd even kritisch en duidelijk kool en geit sparend. Waarschijnlijk heeft hij gemeend de abstracte kunstenaars van zijn land onder zijn vleugels te moeten nemen om hen aan het internationale firmament te laten schitteren. De geschiedenis heeft er anders over geoordeeld. Jan Walravens, Jean-Louis Sosset en Maurits Bilcke schreven de becommentarieerde monografieën die het boek vervolledigden.
Een aspect dat tot zijn faam en reputatie heeft bijgedragen is onbetwistbaar de reeks initiatieven die hij genomen heeft om de abstracte kunst, vooral in Frankrijk, te ondersteunen. In 1927 publiceerde hij met de schrijver Paul Dermée het enige nummer van Documents internationaux de l'esprit nouveau en organiseerde elf literaire avonden. Van groter belang was echter de oprichting in 1929 van de groep Cercle et Carré, samen met de Spaanse schilder Torrès-Garcia. Zoals altijd hoorde daar een tijdschrift bij en een tentoonstelling. Deze moet, volgens de overlevering, historisch belangrijk zijn geweest. We moeten het geloven wanneer we de lijst van de deelnemende kunstenaars
| |
| |
Michel Seuphor in 1997 - Foto Johan M. Duyck.
overlopen. En Seuphor heeft daar zonder twijfel zijn invloed laten gelden, want naast nu geconsacreerde internationale namen ontdekken we ook een reeks Vlaamse kunstenaars: Vantongerloo, Servranckx, Huib Hoste. De groep bevatte, zoals de naam doet vermoeden, kunstenaars die de zgn. geometrische abstractie vertegenwoordigden. Dat lag in de lijn van Seuphors inzichten die bleef geloven in de principes van Mondriaan: het verticale en horizontale, de strenge vlakverdeling en het gebruik van de primaire kleuren. Het bleef allemaal niet lang duren en in de plaats kwam Abstraction-Création naar een idee van Vantongerloo. Voordrachten, geanimeerde avonden, tentoonstellingen, artikelen, dat waren de middelen die hij gebruikte om de principes van de abstracte kunst naar het publiek te brengen.
| |
Seuphor overleefde zijn tijd
Maar plots leek de strijder moe en voelde hij de behoefte aan een grondige introspectie. In de Cévennen werd de onvermoeibare ‘doener’ een stille en rustige ‘denker’ die de christelijke waarden toetste aan die van de grote filosofen die hij vroeger al bestudeerd had. Het was ook dan dat een ander facet van zijn creativiteit tot bloei kwam, de tekenkunst, nadat hij eerdere pogingen tot schilderen had opgegeven omdat Mondriaans' invloed te sterk bleek. De plastische uitdrukkingsmiddelen had hij tot dan toe als een violon d'Ingres beschouwd maar in de jaren vijftig werd het ernst. Hij creëerde dan zijn Dessins à lacunes, eenvoudige pentekeningen op papier die bestaan uit horizontale parallelle lijnen die op bepaalde plaatsen ophouden zodat een
| |
| |
tekst of een geometrisch motief ontstaat. ‘Ik trek een lijn, ik trek een andere lijn, nog een andere en nog een andere. Tussen de lijnen begint iets te trillen. In de witte ruimten krijgen vormen hun zelfstandigheid. Het niet geschrevene wordt leesbaar, de leegte spreekt, het onbestaande blijkt met zin beladen. Hoe zou ik om het even wat kunnen verklaren, als ikzelf niet ophoud verrast te zijn?’ Die tekeningen zijn perfecte karakteranalyses van hun auteur, helder, eenvoudig en met zin voor orde. En ze hebben een zo persoonlijk karakter dat niemand het ooit zal wagen een dergelijk procédé na te bootsen. Slimme vos, die Seuphor.
Is hij altijd een slimme vos geweest? Soms is men geneigd dat te denken omdat hij het geluk, het toeval, de omstandigheden een handje leek toe te steken, zonder iets te laten merken, maar toch. Anderzijds heeft hij zich tot op hoge leeftijd sterk ingespannen voor wat voor hem ‘het goede doel’ was. Zonder Seuphor zou de abstracte kunst niet de weerklank gevonden hebben die ze nu gekend heeft, zeker niet tijdens het interbellum, de strijdperiode. Daarbij heeft hij zijn landgenoten nooit in de steek gelaten, integendeel, ze hebben allemaal veel aan hem te danken. Op een moment echter was het voorbij. De abstracten werden overrompeld door de aanstormende nieuwe richtingen. Ze vormden nog wel een basis voor een intellectualistische en hermetische kunstvorm, het minimalisme en het conceptuele, maar deze had andere premissen. Daarnaast rukte in alle hevigheid de Pop art op, die de ‘action painting’ (een andere uiting van abstractie) wegveegde tot een historisch verschijnsel en daarmee was een nieuwe episode in de beeldende kunst aangebroken. De tijd van Seuphor was voorbij.
| |
Geraadpleegde literatuur:
Michel Seuphor, catalogus Galleria Lorenzelli, Milaan, april 1962. |
michel seuphor, De abstracte schilderkunst in Vlaanderen, Uitgeverij Arcade, Brussel, 1963. |
joos florquin, Ten huize van Michel Seuphor (TV-uitzending BRTN, 12 november 1965), Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1968. |
Collectieve studie, Seuphor, uitg. Mercatorfonds, Antwerpen, 1972. |
herbert henkels (samenst.), Seuphor, Uitgeverij Mercatorfonds, Antwerpen, 1976. |
Het Overzicht, fac simileuitgave collection complète, Uitgeverij Mercatorfonds/Ed. Jean-Michel Place, Antwerpen, Paris, 1976. |
Michel Seuphor - Cabaret, inleiding henri-floris jespers, Uitgeverij Jef Meert, Antwerpen, 1997. |
Michel Seuphor, catalogus tentoonstelling, Antwerpen, 2001. |
|
|