ren Erfdeel ging toeleggen op de studie van het Germaanse verleden en daarover publicaties op de markt bracht; de groep vormde de kiem cel voor de latere Nederlandsche SS. Van hetzelfde bruine sop overgoten waren de uitgeverijen Roskam (van de NSB'er en aspirant-SS'er H. Roskam), De Delta (van de reeds genoemde Arie Meyer Schwencke), De Schouw (nog een initiatief van Meyer Schwencke binnen het DVK), Hamer (een ‘cultureel’ initiatief van de Nederlandsche SS, gesubsidieerd door de Reichsführer SS en, zoals sommige andere, vlotjes erkend door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels), Liebaert (gespecialiseerd in ‘sibbekunde’), Storm (de politieke publicatiepoot van de Nederlandsche SS), A. Rutgers (een kleinschalig uitgeversinitiatief van NSB-signatuur), Opbouw en Atlanta (idem), Oceanus (royaal door het regime gesubsidieerd en opererend onder het toeziend oog van het Auswärtige Amt in Berlijn). De grootste van alle was uitgeverij Westland. Ze kreeg bij haar oprichting in augustus 1941 een startkapitaal van 175.000 gulden mee, afkomstig van de vermogens van de opgeheven vrijmetselaarsloges, later aangevuld met een tweede schenking van 130.000 gulden. Westland, dat over heel Nederland een netwerk van eigen boekhandels oprichtte, had na twee jaar al bijna 700.000 boeken geproduceerd en beweerde in juni 1944 meer dan een derde van de hele Nederlandse boekproductie in handen te hebben. Alleen al op het hoofdkantoor van de zaak aan de Amsterdamse Herengracht waren vijftig personeelsleden
tewerkgesteld.
Kortom, de hele bezettingstijd door kon Nederland bogen op een flink aantal leveranciers van nationaal-socialistisch gekleurde of althans ‘deutschfreundliche’ lectuur, die probleemloos haar weg naar het publiek vond via de eigen boekhandels of via vanouds vertrouwde verkoopkanalen zoals de Algemeene Spoorwegboekhandel en AKO.
Groenevelds aanpak is niet chronologisch (behalve dan de indeling 1921-1940 en 1940-1945), maar thematisch. Geschriften die én over het jodendom én over de vrijmetselarij handelen, worden dus tweemaal genoemd. Structureel gezien is dit het meest opvallende verschil met de strikt chronologische werkwijze van Adriaan Venema's boek (Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie, 1988-1992) over hetzelfde onderwerp, waarvan de vijf hoofdstukken heten: Het eerste oorlogsjaar, Het tweede oorlogsjaar..., en het zesde: De nasleep.
Van Venema houdt Groeneveld niet: hij ‘zocht meer sensatie dan nieuwe wegen’, zo lezen we in de Inleiding (p. 10). Op de polemieken rond Venema's vijfdelige studie hoeft hier niet teruggekomen te worden, maar Groeneveld gaat wel erg ver als hij het boek zelfs niet in zijn bibliografie opneemt. Naast Zwaard van de geest blijft Venema's vijfde deel (Uitgevers en boekhandelaren, 1992) niettemin de moeite van het bijhouden waard, al was het maar omwille van de bijlagen, met onder meer de gereconstrueerde fondscatalogi van de ‘bruine’ uitgeverijen. En ook wel, af en toe, om een paar aardige details. Neem nu de lovende brief die ene W.R.C. baron van Boetzelaar (bij Venema: Boetzelaer) op 18 april 1940 aan George Kettmann schreef om De Amsterdamsche Keurkamer te complimenteren met de uitgave van Mijn Kamp. Kettmann was daar zo mee verguld, dat hij de brief achteraan in een volgende publicatie van zijn uitgeverij opnam naast een advertentie voor de derde druk van Hitlers boek, aldus Groeneveld (p. 63). Wie de episode bij Venema (pp. 31-33) naleest, verneemt daar dat Baron van Boetzelaar het gebruik van zijn brief voor publicitaire doeleinden weigerde, tot op het ogenblik dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen: toen waren voor de baron, zo schreef hij aan Kettmann, ‘plotseling de bezwaren verdwenen tegen het belijden van bepaalde beginselen in het openbaar.’ Veel belang heeft het niet, maar het is een treffende illustratie van het platvloerse opportunisme waarmee we in de geschiedenis van het ‘bruine’ boek zo vaak geconfronteerd worden.
Hoe dan ook is Groenevelds monografie een standaardwerk; Venema's boek was slechts een opstapje daartoe. We kunnen maar wensen dat we in Vlaanderen een even gedegen studie over het onderwerp tot stand zullen zien komen.
Ludo Simons
gerard groeneveld, Zwaard van de geest. Het bruine boek in Nederland 1921-1945, Vantilt, Nijmegen, 2001, 429 p.