Ons Erfdeel. Jaargang 44
(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdFilmHoe ‘koninklijk’ is het Belgische Filmarchief?Op het jongste Filmfestival van Cannes organiseerde het Centre National Français de la Cinématographie een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de belangrijkste filmarchieven. Op de agenda stond o.m. de benarde financiële situatie van het Koninklijk Belgisch Filmarchief Dat dit Brusselse archief, een tweetalige, biculturele instelling, internationale belangstelling geniet, is allesbehalve verwonderlijk. Het is immers volgens een vergelijkende studie van de Féderation Internationale des Archives een van de belangrijkste ter wereld. Het ontstaan van de ‘Belgische Cinematheek’ is grotendeels het werk van Henri Storck (Oostende 1907 - Brussel 1999), de bevlogen cineast die de Belgische documentaire school in de jaren dertig een internationale reputatie bezorgde. Samen met André Thirifays en Piet Vermeylen, zoon van de Vlaamse schrijver en hoogleraar August Vermeylen (1872-1945), richtte hij in 1931 een Brusselse Franstalige filmclub op: ‘Club de l'Écran’. Van dan af lag het in de bedoeling ook een filmarchief te creëren. In 1938, in het spoor van de Franse cinematheek die te Parijs in 1937 door Henri Langlois en de cineast Georges Franju was gesticht, richtten ze een tweetalige Cinémathèque de Belgique op. Deze werd later het huidige ‘Koninklijk Belgisch Filmarchief - Cinemathèque royale de Belgique’. Het taalevenwicht - in het bestuur zaten drie Franstaligen en drie Nederlandstaligen - was vooral het werk van Vermeylen. Bovendien werd het politieke evenwicht gerespecteerd. Deze dubbele pariteit, die tot vandaag de instelling beheerst, was in die tijd een zeldzaamheid. Het archief was aanvankelijk gevestigd in de woning van Henri Storck en beschikte slechts over drie films, waaronder Pantserkruiser Potemkin van S.M. Eisentein. De eigenlijke werking begon na de Tweede Wereldoorlog. In 1944 werd Jacques Ledoux (1922-1988) er als enige parttime bediende aangesteld. Kort daarop werd hij conservator en kon het archief zich vestigen in het Paleis voor Schone Kunsten, het gebouw waarin o.m. de Koningin Elisabethwedstrijden voor muziek plaatsvinden. Ledoux verzamelde niet alleen films. Zijn ingenieursstudie stelde hem in staat een pioniersrol te vervullen in het bewaren van films. Hij redde duizenden nitraatfilms van vóór 1951, die bijzonder brandbaar en vergankelijk zijn, door ze over te brengen op een andere beelddrager - aanvankelijk op acetaat, tegenwoordig op polyester. Bovendien ontdekte Ledoux ook een middel voor het kleurbestendig conserveren van kleurenfilms, met name door ze op te slaan in speciaal geacclimatiseerde ruimtes met een temperatuur van 6 graden en een vochtigheidsgraad van 30%. Door de organisatie van diverse manifestaties wist hij in korte tijd België - ooit het land met het grootste aantal bioscopen - tot ‘viewpoint’ van de filmcultuur te maken: het ‘Wereldfestival van de Film’ (in 1947 te Brussel, in 1949 te Knokke), een ‘Confrontatie van de twaalf Beste Films aller tijden’ tijdens de Wereldtentoonstelling te Brussel in 1958, de internationale festivals van de experimentele film, ‘Exprmtl’ (het eerste in 1949, het vijfde en laatste in 1975) en de jaarlijkse ‘L' Age d'Or-Prijs’ (vanaf 1975 tot vandaag). Deze onvolprezen Jacques Ledoux, die in 1988 postuum de ErasmusprijsGa naar eindnoot(1) toegewezen kreeg, verza- | |
[pagina 780]
| |
melde en bewaarde niet alleen films van alle tijden en van alle landen, hij restaureerde en reconstrueerde ze ook (o.m. Napoleon van Abel Gance). Na zijn dood nam zijn medewerkster Gabrielle Claes zijn taak over. Voortaan staat zij met een beperkt aantal medewerkers in voor de werking van het inmiddels internationaal gerenommeerde archief. Dit Belgische filmarchief bewaart vandaag 280 miljoen meter film, 44.000 titels en zowat 100.000 kopieën. In tegenstelling tot andere archieven bezit het archief naast de nationale productie ook internationale titels van vroeger en nu. Aangezien er in België voor beeldmateriaal, in tegenstelling tot alles wat in boekvorm uitgegeven wordt, geen ‘wettelijk depot’ bestaat, moet het archief bij de filmverdelers kopieën opvragen. Meestal zijn dit er vier, waarvan na visie de beste en indien mogelijk ook het negatief, bewaard worden en de andere gebruikt en uitgeleend worden voor niet-commerciële voorstellingen. De jaarlijkse toestroom van films is enorm: gemiddeld 2000, vorig jaar 6000. Inmiddels beschikt het archief tevens over een bibliotheek met 37.000 boeken, 2400 tijdschrifttitels en een documentatiecentrum met 70.000 mappen met persknipsels vanaf het begin van de vorige eeuw. Probleem is dat deze ‘koninklijke’ verzameling van filminformatie via kostbare digitalisering toegankelijk gemaakt moet worden voor het publiek. Dit laatste is altijd de bedoeling geweest van conservator Ledoux. Daarom richtte hij in 1962 ook het ‘Filmmuseum’ op, een projectieruimte voor films uit de collectie. Al jaren worden er dagelijks vijf films geprojecteerd, drie geluidsfilms en twee stille films met pianobegeleiding. Dit filmmuseum ligt aan de basis van het oeuvre van Franse cineasten als François Truffaut, Claude Chabrol en Bertrand Tavernier. Ook belangrijke Vlaamse cineasten als Dominique Deruddere (Iedereen beroemd) en Marc Didden (Brussels by Night) danken er, naast talrijke filmcritici, hun vorming aan. Zowel het archief als het filmmuseum en de bibliotheek worden helaas in hun werking ernstig gehinderd door gebrek aan financiële middelen. De beperkte ruimtes liggen er verkommerd bij, allesbehalve ‘koninklijk’. Het al even beperkte personeel is onderbetaald en de temperatuurregeling in de opslagruimtes is al lang niet meer up-to-date, met alle gevolgen vandien. Vandaar dat de huidige conservator, Gabrielle Claes, eens te meer de noodklok luidde en dat haar smeekbede om meer financiële middelen tot in Cannes doorklonk. Dit bleef niet zonder resultaat. Onder druk van de internationale filmwereld met namen als Kusturica, Bertolucci en last but not least de Franse actrice Cathérine Deneuve besloot de federale overheid de financiële middelen van het archief vanaf 2002 met 75 procent te verhogen. De totale dotatie zal nu 81 miljoen BEF (+2 miljoen euro) bedragen. Dat is een verhoging met 35 miljoen BEF (0,87 miljoen euro). Daardoor kan Gabrielle Claes meer mensen in betere omstandigheden in dienst nemen, een deel van de schulden, ontstaan door de aankoop van opslagruimtes, afbetalen en vooral beginnen met de digitalisering van het ‘papieren’ archief. Of hoe een filmfestival als dit van Cannes ook functioneel kan zijn voor wat filmcultuur heet...
Wim de Poorter Baron Hortastraat 9, B-1000 Brussel |
|