de Amsterdamse hoogleraar Herman Pleij en zijn Leidse - inmiddels Utrechtse - collega Frits van Oostrom slaagden er op wonderbaarlijke wijze in om hun vakgebied, de historische letterkunde, naar de media te transponeren en via de media te propageren. Zij behoren intussen tot de categorie ‘bekende Nederlanders’. Maar zowel Van Oostrom als Pleij zijn dan ook bepaald geen saaie kamergeleerden, maar begenadigde vertellers die hun specialisme presenteren in een aangenaam toegankelijk jargon.
Dat laatste kan helaas niet altijd gezegd worden van de auteurs die een bijdrage leverden aan de recent verschenen bundel Spel en spektakel, een titel die toch op het eerste gezicht de verwachting van enig stilistisch vuurwerk rechtvaardigt. Maar Spel en spektakel is een ernstig boek, met vijftien artikelen over verschillende aspecten van het Middeleeuws toneel in de Lage Landen. Overigens niet alleen van de hand van neerlandici, maar ook van deskundigen uit andere disciplines zoals de theaterwetenschap en de musicologie. In de aanloop naar deze uitgave delibereerde de voltallige auteursgroep in een tiental bijeenkomsten over de uitgangspunten van de afzonderlijke bijdragen. Tijdens deze sessies ontstond het gemeenschappelijke voor nemen het middeleeuwse toneel te bestuderen in zijn (cultuur)historische context, en met een belangrijk accent op de opvoeringsprak tijk. Vandaar de titel van de bundel: ‘Met spel kan zowel de toneeltekst als de toneel-opvoering zijn bedoeld, en met spektakel wordt datgene aangeduid waar tekst een op voering samen toe leiden: een schouwspel, de visuele en auditieve ervaring die toneel uiteindelijk is.’ Zo verwoorden de samen stellers het, de medioneerlandici Hans van Dijk en Bert Ramakers, in hun uitgebreide inleiding.
In de toegenomen aandacht voor het receptieve aspect van de oude teksten heeft alweer Van Oostrom een belangrijk aandeel gehad. En het is goed dat een cultuuruiting die een
Pieter Balten, ‘Boerenkermis’, midden zestiende eeuw, Rijksmuseum, Amsterdam.
dergelijke receptieve benadering vanwege zijn hier-en-nu karakter als het ware het hardst nodig heeft - het toneel - ook in historisch perspectief gewaardeerd wordt als een kunstvorm die je niet moet lezen, maar die je moet zien en horen, of sterker nog: moet ondergaan. voor de (toneel)tekst verschuift naar contextuele elementen, komen er niet zelden verrassende zaken aan het licht. Zo vestigt neerlandica Dieuwke E. van der Poel de aandacht op de rijkdom aan gegevens die besloten ligt in archivalische bronnen. Niet alleen rekeningen in stadsarchieven - die bijvoorbeeld aangeven wat de tonelisten aan subsidie hebben ontvangen -, maar ook juridische stukken bevatten soms een schat aan gegevens over de opvoeringspraktijk van het drama. Van der Poel - en zij niet alleen - pleit dan ook voor een grootschalig project met als doel (toneel)voorstellingen in de Nederlanden systematisch te inventariseren en te interpreteren. Het
Records of Early English Drama (REED) in Toronto, een project voor alle toneel en publiek vermaak in Engeland tot 1642, zou daarbij als voorbeeld kunnen dienen.
Toneel benaderen vanuit zijn cultuur-maat-schappelijke impact maakt het noodzakelijk dat we over de (huidige) taalgrenzen heen kij-