Over koopgoten, vrijstaten en narrenschepen. AVL-Ville te Rotterdam
Rotterdam is niet de stad van Erasmus maar van Pierre Bayle. De Franse filosoof leefde er in elk geval van tot zijn dood in 1706. Na de opheffing van de protestantse universiteit in Sedan door Lodewijk XIV, was Bayle in Rotterdam terechtgekomen, omdat men er hem een leraarsbetrekking aanbood. Hij leefde er teruggetrokken, en zou ook hier zijn baan als docent aan het Erasmiaans gymnasium verliezen, door de drijverijen van een protestantse scherpslijper.
Toch was Rotterdam in de late zeventiende eeuw een overslagplaats van ideeën en boeken. Hier werd destijds de band losgemaakt tussen moraal en religie: ongelovigen konden voortaan fatsoenlijke burgers zijn. In het huis van de Quaker, bankier, handelaar en boekenverzamelaar Furley kwamen Locke en graaf Shaftesbury discussiëren in de filosofische Sociëteit De Lantaarn. Ook Bayle moet er over de Maas uitgekeken hebben naar het toen nog idyllische eiland Feyenoord. De Fries Bernard Mandeville ging nog verder in De Lantaarn: publiek welzijn en economische welvaart berustten volgens hem op egoïsme, op hebzucht van het individu. Hij zou, uitgeweken naar Engeland, in zijn Fable of the Bees de stelling uitwerken als ‘Private vices, public benefits’.
Rotterdam heeft deze stelling waargemaakt. Hier wordt hard gewerkt en handel gedreven, brutaal gekocht en verkocht. Een overdekte winkelstraat heet er open en bloot ‘Koopgoot’.
Ferdinand Bordewijk (1884-1965) heeft in zijn roman Karakter de stad perfect opgeroepen. Aan het einde van de roman loopt de jonge advocaat Katadreuffe en zijn geliefde juffrouw Te George, inmiddels mevrouw Telger, langs de Rotterdamse haven: ‘Als roerdompen langs het moeras staken de hefkranen aan de kaden hun snavels schuins omhoog, onbeweeglijk, maar kijk, daar zag men ze draaien, bukken, en pikken uit de voorraden die op het water dreven. Zo ver het oog ging, links en rechts, een stad in beweging, het water een lichtende lopende band. ‘Het stiefkind onder onze grote steden’, zei hij. ‘En toch het beste en het fierste. Bent u het niet met me eens?’ ‘Ik vind Amsterdam nóg mooier’, zei ze. ‘Nee’, zei hij, ‘ik niet’. ‘Rotterdam vind ik ónze stad. Juist omdat ze niet speciaal Nederlands is. Amsterdam is onze nationale stad, Rotterdam onze internationale. Ik voel voor het internationale, daarom voel ik voor deze stad. En dat stempel heeft hij gekregen van de zee, want de zee gaat over de grenzen, de zee is op de wereld de enige werkelijke kosmopoliet.’ ‘U wordt een denker of een dichter’, zei ze, en glimlachte ernstig. ‘Nee’, zei hij, ‘ik moet u alweer tegenspreken. Ik denk niet meer dan nodig is voor mijn daden, ik ben voor dichter te nuchter.’
Het citaat van Bordewijk dreef me naar de haven. Ik trof er aan het eind van een pier, voorbij een afwerkplek en portieken met junks, AVL-Ville, de net opgerichte anarchistische vrijstaat van Atelier Van Lieshout. Beeldend kunstenaar Joep van Lieshout heeft met zijn containers en felgekleurde caravans met uitstulpingen furore gemaakt. In 1995 richtte hij het Atelier AVL op, een bureau dat zowel in opdracht werkt als eigen werk produceert. De laatste jaren maakte hij vooral ‘autarkische’ voorwerpen: veldhospitalen, drankstokerijen, slachthuizen of wapenwerkplaatsen in containers.
De kunstenaarskolonie lijkt een rommelig padvindersdorp. In het midden troont een tot pick-up omgebouwde Mercedes met een kanon in de laadbak, een gestrande auto dient er als kippenhok, her en der staan caravans in