dekken en zelfs aantasten. Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat dit smoren van de voorstelling met een zekere grimmige drang tot destructie gepaard gaat. Het oorspronkelijk motief speelt nog alleen mee als een verre, vage herinnering waar de tijd gaten ingevreten heeft. De zonnige herinneringen zijn overspoeld of bedolven onder een slijkerige smurrie, een dikke smog of een cementkleurige vloed. Dat er wel degelijk kleurrijke partijen en uitgesproken motieven onder de grauwe verflagen verborgen zitten, merk je soms ook aan de zijkanten van de doeken. Vaak hangt de kunstenaar zijn schilderijen bewust laag aan de muur om de aandacht te vestigen op de randen van het opgespannen doek. ‘Omdat de zijkanten van de doeken de soms grillige wordingsgeschiedenis van het schilderij verraden’, zegt hij.
De schilderijen zijn niet alleen resultaat, ze doen in zekere zin ook verslag van de genese van het werk. Maar dat wordingsproces geeft zich niet meteen prijs. De beschouwer moet moeite doen om door het verhullende grauwe gordijn heen te kijken. In dit verhullen verraadt zich het vakmanschap van de kunstenaar. Delrue vervaardigt zijn acrylverf met pigment, medium en Oost-Indische inkt: ‘Zo kan ik zelf de graad van transparantie van de verf bepalen.’ Het verkregen mengsel is meestal een donkere droesem, een sombere substantie waaruit de zon en het licht is verdwenen. Al naar het geval bereidt hij een dikke, gesatureerde brij die vrij korrelig is, of een dunne suspensie die als een aflopende doorschijnende saus op het doek wordt aangebracht. Op sommige schilderijen trekt hij de dekkende verfmaterie naar een kant van het doek, zoals een boer zijn akker egt. Dat de aan de rand in korsten samengekoekte verf op termijn kan craqueleren, vindt de schilder niet erg. Zo leeft het schilderij na zijn voltooiing
Ronny Delrue, ‘1993, VIII, I’, 50 × 40 cm, acrylverf en Oost-Indische inkt op doek, collectie Vereniging Vrienden van het SMAK, Gent - Foto Dirk Pauwels.
nog door, zoals zowat alle dingen na verloop van tijd verweren of eroderen. Het is al gezegd dat Ronny Delrue beducht is voor bevallige effecten in zijn schilderijen. Die afkeer van gemakkelijk succes kenmerkt ook zijn loopbaan. Nadat hij lessen had gevolgd aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten, en nadien aan het Nationaal Hoger Instituut in Antwerpen, vervolmaakt hij zijn opleiding door te schilderen naar de grote oude meesters. Met zijn eigen werk komt hij pas in 1984 in een solo-expositie naar buiten. Rond die tijd koopt hij een vervallen sluishuisje aan het kanaal Bossuit-Kortrijk. Het witte krot in het groene landschap wordt niet alleen zijn atelier maar tegelijk een bron van inspiratie voor zijn werk. Ook uit latere ervaringen en gebeurtenissen in zijn leven, zoals de dood van geliefde familieleden, een bezoek aan-het kerkhof Père Lachaise in Parijs en een reis naar de overwoe-