Ons Erfdeel. Jaargang 44
(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstHoofdrolspeler in eigen werk. Het oeuvre van Teun HocksHet is niet al te gewaagd of clichématig om Teun Hocks (Leiden, 1947) een bijzonder, zo niet zelfs een uniek kunstenaar te noemen. Zijn werk, noch de wijze waarop het tot stand komt, valt niet met enig ander oeuvre te vergelijken. Zelfs voor het benoemen ervan zijn er geen termen. Een Nederlandse criticusGa naar eindnoot(1) suggereerde de benamingen ‘schilderfoto's’ of ‘fotoschilderijen’. Daarmee doelde hij op het werkproces, dat bestaat uit het beschilderen van een vergrote foto, die eerder al langs | |
[pagina 768]
| |
chemische weg is omgekleurd en op paneel geplakt. ‘Dan kan de schilder Hocks aan de slag. Hij neemt verftubes en penselen ter hand en kleurt de zwart-wit beelden’.Ga naar eindnoot(2) Daar is dan al wel het nodige aan vooraf gegaan. Eerst zijn er de schetsen, snelle notities van invallen die Hocks het waard vindt om te bewaren en bij gelegenheid uit te werken. De volgende stap is het maken van de rekwisieten. ‘Ik ben’, aldus Hocks, ‘altijd al handig geweest en kan me rustig een week verliezen in het bouwen van een mini-huisje. Dat handmatig bezig zijn schept rust. Dat heb ik trouwens ook als ik mijn decors schilder en attributen in elkaar zet.’Ga naar eindnoot(3) Eenmaal zo ver, is het de beurt aan de ‘acteur’ Hocks: ‘Als zo'n toneel me bevalt, maak ik polaroids. Pas als ik daar geen fouten meer op ontdek, zet ik een film in mijn camera. Dan neem ik zelf een positie binnen dat toneel in. Als ik dan zit, gooi ik de zelfontspanner van me af. Dan is er tijd genoeg om een stand in te nemen. Zo maak ik per toneel telkens acht foto's’.Ga naar eindnoot(4) De acteur Hocks poseert meestal als een antiheld, als een schlemiel wiens bedremmelde verschijning herinneringen oproept aan filmsterren als Charley Chaplin en Buster Keaton. Hij is daardoor zeer herkenbaar en wordt ons dierbaar, ook al zijn de situaties waarin hij zichzelf plaatst nogal vreemd: wie slaapt er nu hoog in een boom in een groot formaat nest, wie zet zijn tent op in de eigen, zo vertrouwde huiskamer en wie schuilt er, tot zijn middel in een sloot staande, onder een bruggetje voor de neerplenzende regen? - niemand toch, laat staan dat iemand het hem nadoet om met een boodschappentas aan elke hand door het universum te stappen; het alledaagse en het eeuwige in een moment gevangen. | |
Zonder titelVanaf de eerste werken, ontstaan in de jaren 1979/'80, is er sprake van een poëtisch gekleurd
Teun Hocks, ‘Zonder Titel (man op hobbelpaard)’, 1992, zwart/wit foto - olieverf, 123 × 170, editie in 3 versies, courtesy Torch Gallery Amsterdam.
absurdisme, van fantasieën en gedachtegangen die ieder ander dan Hocks onmiddellijk zou verwerpen als zijnde onmogelijk. Wie niet de kans wil lopen om enige tijd opgeborgen te worden, verzwijgt toch liever dat hij 's nachts, staande aan het open venster, een sterrenregen van kleine Witte voorwerpen - gespen, schroeven, oogjes, sleuteltjes en paperclips - voorbij zag komen. Verwant aan dat beeld is ‘Het late uur’: Hocks, zittend aan een imposant bureau, die met een vliegenmepper probeert zich de boven zijn hoofd zwevende engeltjes en duiveltjes van het lijf te houden; Vondels ‘Lucifer’ opnieuw verbeeld? Hocks vroege werken hebben nog titels. Vanaf 1987 echter volstaat hij met de aanduiding ‘zonder titel’. Door niet voor een titel te kiezen, dwingt hij ook niet tot een bepaalde interpretatie. De kijker moet het zelf maar doen. Hocks biedt daartoe overigens alle gelegenheid. Gaandeweg raakt men steeds meer betrokken bij het mannetje dat door hem is neergezet, een zielige en vooral ook eenzame figuur. Slechts een enkele keer heeft hij gezelschap - van zijn evenbeeld! De vraag is dan wel wie wie gezelschap houdt. Gaat het om een in pyjama geklede man die in bed ligt, of is het te doen om zijn evenbeeld, dat aan het als een tafel gedekte voeteneinde met smaak zijn warme maaltijd verorbert? Vergelijkbaar daarmee is het beeld van de twee Hocksen aan een keu- | |
[pagina 769]
| |
kentafeltje. De ene Hocks leest voor, wat de andere Hocks zo juist heeft zitten tikken, een literair perpetuum mobile, dat voorgoed het probleem van het ‘writer's block’ lijkt op te lossen. Maar verder? Verder is hij altijd alleen, verkerend in situaties die evenveel droom als werkelijkheid zijn. De ondertoon is echter altijd die van een poëtische zachtmoedigheid en een milde zelfspot. Met die zelfspot weet hij de kijker voor zich in te nemen. Nergens wordt zijn verhaal een verwijt of krijgt het een bittere ondertoon. Wel is er soms sprake van een zekere grimmigheid of een maar nauw bedwongen agressiviteit. In zo'n geval staat Hocks in een sneeuwlandschap, in de hand een overmaatse bijl, overwegend of hij een piepklein dennenboompje nu wel of niet zal omhakken. Diezelfde bijl figureert ook in een toneel met een man in een fauteuil die naar een schilderij van drie kale bomen kijkt; de reusachtige bijl naast hem doet het ergste vermoeden. En wat te denken van Hocks met een bom in de hand die hij elk moment op een miniatuurhuisje kan laten vallen? | |
Wat maakt een Hocks tot een Hocks?Een kwaliteit op zich - naast meerdere andere - is de originaliteit van zijn ideeën. Zelden is Hocks te betrappen op het tegenwoordig zo gebruikelijke citeren. Wel is er af en toe sprake van werken in de geest van. Zo herinnert de kleur van zijn landschappen, een aards donkerbruin, aan die van Van Gogh in zijn Nuenense periode. Als er al sprake is van een citaat, dan heeft dat meer weg van een hommage, zoals in de (niet bijgeschilderde?) foto van een paar zwarte herenschoenen die met hun neuzen onder een roodfluwelen gordijn uitsteken. Mocht er bij deze foto nog twijfel zijn - wel of niet bedoeld als een Magritte? -, geen enkele
Teun Hocks, ‘Zonder titel (man in etalage)’, 1994, zwart/wit foto - olieverf, 134 × 178 cm, editie in 3 versies, courtesy Torch Gallery
Amsterdam.
twijfel is er bij een foto van Hocks, staande voor de etalage van een feestartikelenwinkel; dat moet wel een hommage aan James Ensor zijn, die woonde immers net in zo'n winkeltje. Alles wat ‘een Hocks’ tot ‘een Hocks’ maakt is in deze voorstelling aanwezig: de zorgvuldigheid van de enscenering, de prachtige, zelfgemaakte maskers in de etalage waarvan er een opkijkt naar die man buiten, die zichzelf weerspiegeld ziet in de ruit, maar plots getooid met een feestmuts. Maar vooral wordt men geraakt door de prachtige balans van deze foto, waardoor men niet weet, of men moet lachen of een beetje verdrietig zijn. Inmiddels is het oeuvre wel zo groot en onverwisselbaar eigen, dat er, behalve de hoofdpersoon zelf, specifieke, regelmatig weerkerende beeldelementen in te herkennen zijn. Ze zijn bepalend voor de inhoud en zetten de toon. | |
[pagina 770]
| |
Typisch Hocksiaanse beeldelementen zijn (rook)wolken in verschillende gedaante, de lage bruine landschappen, de maan en schaduwen. Vooral in het vroege werk werkt hij daar graag mee. Zo is er een serie van zes werken met een actieve rol voor Hocks' schaduw. Terwijl Hocks, met zijn rug naar een schilderij, nog de catalogus bestudeert, is zijn schaduw al bezig het schilderij van dichtbij te bekijken. Vervolgens maken Hocks en zijn schaduw, de handen uitgestoken, kennis met elkaar en als laatste in de reeks wordt Hocks door zijn schaduw met een pistool onder schot genomen. De meeste van zijn arrangementen laten zich qua trucage wel achterhalen; slechts een enkele keer niet. Dan sjouwt Hocks met zijn fiets een steile helling op, waarbij hij niet in de gaten heeft dat er wat boeken van zijn bagagedrager vallen. Hoe die boeken blijven zweven is een raadsel. Een keer is hij zo eerlijk te laten zien, hoe hij te werk gaat. In een tweeluik toont hij twee keer een landschap met een weggetje dat naar de einder slingert. Op de ene staat hij aan het begin van dat weggetje; de illusie verdwijnt echter op de twee foto: het landschap blijkt een beschilderde tafel waarachter Hocks heeft plaats genomen. Het is de enige keer, dat hij onze rol speelt, die van een verbaasd toekijkend publiek.
Cees van der Geer |
|