| |
| |
| |
Robbrecht & Daem, Concertgebouw te Brugge, tekening van het exterieur, 1999-2002.
| |
| |
| |
Naar de intimiteit van de bouwkunst
Werk van Paul Robbrecht en Hilde Daem
Marc Dubois
werd geboren te Oostende in 1950. Studeerde architectuur aan het Hoger Architectuurinstituut Sint- Lucas te Gent en is sinds 1979 verbonden aan dit instituut. Ondervoorzitter Commissie Architectuur en Vormgeving van de Vlaamse Gemeenschap. Publiceerde boeken over het werk van de architecten Van Huffel, Eysselinck en Álvaro Siza. Architectuurrecensent voor het weekblad ‘Knack’.
Adres: Holstraat 89, B-9000 Gent.
In 1998 verscheen bij Ludion het boek Werk in Architectuur/ Paul Robbrecht & Hilde Daem, een publicatie waarin voor de eerste maal een selectie van het werk van het architectenduo uit de voorbije twintig jaar werd samengebracht. Het is een klein maar intens oeuvre dat zich distantieert van het vormelijk geweld dat vaak in de hedendaagse architectuur tot uiting komt. In de tekst gaat Steven Jacobs in op de grote gelaagdheid van het werk en vooral op de bijzondere relatie tussen kunst en architectuur. Reeds vanaf het begin is er een grote bekommernis aanwezig bij Robbrecht en Daem om in zee te gaan met kunstenaars. Deze samenwerking resulteerde niet enkel in verschillende boeiende integraties, het gaf hen ook een reflectiekader om hun architectuur te positioneren ten opzichte van de kunst. Zowel bij kunst als bij architectuur worden persoonlijke ervaringen geëxpliciteerd, maar toch wordt architectuur bepaald door programmatische condities. Het is juist het aftasten van het begrip ‘dienstbaarheid’ dat deze twee architecten fascineert, het zoeken naar wat de eisen van de opdrachtgevers overstijgt.
Het eindpunt in het boek is het ontwerp voor de renovatie en uitbreiding van het Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam. De nieuwbouw is de veruitwendiging van de volledige interne reorganisatie van dit grote complex. In dit project hebben Paul Robbrecht & Hilde Daem zich gedistantieerd van een opzichtige enscenering en ging hun aandacht naar het toevoegen van kamers voor de kunst, ruimtes voor bezinning en beschouwing. Beeldbepalend in de nieuwbouw zijn de dikke glazen schermen, op regelmatige afstand aangebracht vóór het gevelvlak. Glas wordt hier aangewend als travee-ordening zoals in de klassieke architectuur. De ramen in het gevelvlak staan in relatie tot de inwendige ordening. Dit geliefde thema van gevelontdubbeling komt reeds voor in hun Bacob filiaal te Kerksken uit 1988. Ten opzichte van
| |
| |
Robbrecht & Daem, Herinrichting ‘locomotiefremise’ te Sankt Gallen (CH), 2000 - Foto Marcel Koch.
de vele recente realisaties in Rotterdam met een opvallend exhibitionistisch gehalte zal deze realisatie veeleer beheersing en ingetogenheid uitstralen. Het wil een gebouw zijn waar de moderniteit samen komt met de verworvenheden die de westerse klassieke bouwkunst heeft voortgebracht. Een gebouw van vandaag opgeladen met een historische erfenis.
Terwijl het Rotterdamse project met grote vertraging wordt gerealiseerd, heeft het bureau Robbrecht en Daem intussen een aantal nieuwe stappen gezet die hun oeuvre nog boeiender maken. In een wereld van brutaal visueel geweld pleiten Robbrecht en Daem voor een bouwkunst met een sereniteit waarin de kracht van de stilte wordt gekoesterd, waarin intens gezocht wordt naar de intimiteit van de architectuur. Een architectuur met een pretentieloze aanwezigheid, waarin een veelheid aan emoties kan worden vastgehouden en die gelijktijdig afstand wil nemen van de tendens naar verschraling of naar een architectuur die de wervelende dynamiek wil visualiseren. Voor Robbrecht en Daem blijft architectuur een traag medium met eigen wetmatigheden.
| |
De intensiteit in het kleine
Het omslag van het boek is een tekening met de gevelopbouw voor een houten tuinpaviljoen te Vosselare, een ontwerp uit 1997 dat omwille van enge administratieve regelgeving niet werd gerealiseerd. De keuze is niet toevallig, het ontwerp synthetiseert hun zoeken naar een ‘geprononceerde neutraliteit’. Alle gevelvlakken hebben dezelfde compositie waardoor begrippen als
| |
| |
Robbrecht & Daem, Uitbreiding woning Galle te Essene, 2000 - Foto Kristien Daem.
‘voor’ of ‘achter’ afwezig zijn. Dit thema is hernomen in de uitbreiding van een imposante pastoriewoning in de gemeente Essene nabij Aalst. In het toegevoegd bouwvolume, bekleed met lood, bezitten alle gevelvlakken een identieke ritmiek. Het resultaat is een krachtige neutraliteit, een nieuwbouw met een uitgesproken autonomie. Deze oplossing is ver verwijderd van het ingeburgerde idee van integratie-architectuur, het zich aanpassen aan louter formele overeenkomsten. Anderzijds gaat het bij Robbrecht en Daem niet om een brutale tegenstelling tussen oud en nieuw, het aspect van gelijktijdigheid is vaak het vertrekpunt van het ontwerp. Het gaat erom datgene te ontwerpen dat de bouwplaats versterkt, een daad van liefdevol omgaan met de bouwkunst om de geboden plaats te bevruchten. Het kleine werk wordt nooit als minderwaardig gezien, omdat kleine opdrachten juist de mogelijkheid bieden om ontwerpopties uit te testen voor deze in grote projecten te voorschijn komen. In de recente verbouwing van woning Mys te Oudenaarde is het idee van de glaswand voor Rotterdam aanwezig: het kleine werk als laboratorium voor toekomstige projecten.
Reeds vanaf het begin hebben Robbrecht en Daem zich toegelegd op de relatie tussen ruimte en kunst en dit in diverse tijdelijke installaties. In opdracht van de privé-verzamelaar Sammlung Hauser und Wirth, werd in het Zwitserse Sankt Gallen een afgedankte locomotiefremise getransformeerd. In dit gewezen treindepot met een cirkelvormig grondplan zijn een aantal muren geïntroduceerd waardoor gedifferentieerde ruimtes zijn ontstaan waar kunst zich tijdelijk kan huisvesten. Het toegevoegde versterkt de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten maar blijft een uitgesproken autonomie behouden.
| |
| |
Robbrecht & Daem, Katoennatie te Antwerpen, tweede fase, 1993-2000 - Foto Kristien Daem.
Deze ingreep sluit naadloos aan bij hun vroegere creaties van plekken waar kunst een onderkomen vindt.
| |
Stedelijke ruimte
De stad Gent organiseerde in 1996 een wedstrijd voor een ondergrondse parkeergarage gecombineerd met de heraanleg van de open ruimte tussen het Belfort en de Sint Niklaaskerk. Deze open plek is ontstaan na het slopen van drie bouwblokken, het is sindsdien een ontredderd stuk stedelijk weefsel zonder activiteit op zich. Het ontwerp van Robbrecht en Daem, ditmaal in samenwerking met architecte José van Hee, werd door de jury geprezen maar niet geselecteerd omdat de ontwerpers deze locatie niet geschikt vonden voor een parkeergarage. In plaats van een immens stenen plein introduceerde de groep, tot verbazing van velen, een eenvoudig rechthoekig bouwvolume beëindigd met twee zadeldaken. Het inbrengen van een bouwmassa is noodzakelijk om tot een juiste schaalverhouding te komen met de aanpalende gevelwanden. Zij maakten een correcte stedenbouwkundige analyse van de locatie en beschouwden de nieuwbouw als een stadshal waarin diverse activiteiten een onderkomen konden krijgen. Ook de beheerste groentoevoeging van landschapsarchitect Wirtz versterkte het project aanzienlijk.
Na een volksraadpleging werd de keuze van een parking verworpen en pas in 2000 werd een nieuwe wedstrijd uitgeschreven. In hun tweede voorstel bleven
| |
| |
Robbrecht & Daem, Concertgebouw te Brugge, tekening van het exterieur, 1999-2002.
de architecten bij een nieuw bouwvolume als de enige mogelijkheid om de stedelijke vide te corrigeren. Het blijft een open vraag of het stadsbestuur de moed zal opbrengen om dit schitterende project te realiseren. Hoe een stedelijke ruimte kan worden getransformeerd, bewezen Robbrecht en Daem reeds met de heraanleg van de zone voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Deze geslaagde ingreep toont hun sensibiliteit om op een beheerste wijze zowel beplanting, verlichting, zitmeubilair als kunstwerken aan te brengen. Op voorstel van Robbrecht en Daem ontwierp de bekende modeontwerpster Ann Demeulemeester een grote zitbank in cirkelvorm. Ongeveer gelijktijdig ontwierpen Robbrecht en Daem haar winkel, gelegen aan hetzelfde plein.
| |
Het geheugen van een gebouw
In plaats van te opteren voor nieuwbouw besloot de Katoennatie, een van de grootste Antwerpse havenbedrijven, om haar hoofdkantoor in de negentiende-eeuwse stadsuitbreiding aan te houden. Het geheel bestond uit een complexe configuratie van oude stapelhuizen met verschillende structuren. Het ontwerp dateert uit 1992 en werd in twee fasen gerealiseerd. Om de bestaande ruimte bruikbaar te maken werden een aantal ingrepen aangebracht om het daglicht te introduceren. Daarbij deden Robbrecht en Daem beroep op de Spaanse kunstenares Christina Iglesias die van de lichtkoepels schitterende lichtsculpturen maakte. De tweede fase werd in 2000 in gebruik genomen en bevat de nieuwe toegang, een aantal kantoren, een patio en een centraal trappenhuis. Het geheel is een bundeling van punctuele interventies waarbij het bestaande en het nieuwe een symbiose vormen, van een polarisatie is geen sprake. Het verleden van het gebouw wordt niet uitgewist maar is op een
| |
| |
Robbrecht & Daem, Concertgebouw te Brugge, interieur grote concertzaal (computersimulatie), 1999-2002.
onverwachte wijze de aanzet voor het nieuwe. Een aantal geliefde thema's zoals de differentiatie van daklichten en het superposeren van de gevelopbouw zijn hier uitgewerkt. Architectuur is voor Robbrecht en Daem meer dan een concept bedenken, het is het bereiken van een intensiteit tot in het kleinste detail. Deze opmerkelijke verwezenlijking kreeg in 2001 de onderscheiding als het interessantste kantoorgebouw in België.
| |
Een concertgebouw voor Brugge
Ongetwijfeld het belangrijkste project is het nieuwe Concertgebouw te Brugge. Begin 1999 winnen Robbrecht en Daem de internationale wedstrijd en in het voorjaar 2002 zal in het gebouw, in het kader van Brugge Culturele Hoofdstad, de eerste voorstelling plaatsvinden. De jury was onder de indruk van hun creatieve analyse van de bouwplaats en hun antwoord om een dergelijk groot bouwvolume in te passen in het historisch stadscentrum. Dit komt tot stand door de boeiende maatanalyse waarbij de vele schuine dakvlakken overgaan in de gevelvlakken. Zowel gevels als daken krijgen een terracottabekleding met een dieprode kleur (caput mortuum) waardoor een uitgesproken monolithisch, zelfs sculpturaal karakter zal ontstaan. Geen pleidooi voor ijlheid in de architectuur die de zwaartekracht wil tarten, het gebouw wil daarentegen de massa expliciteren. De verankering wordt ook gerealiseerd door
| |
| |
een zaal naar voor te schuiven, aan het plein Het Zand. De ontwerpers noemen dit de ‘lantaarntoren’, een ‘campanile’ met daarin een kamermuziekzaal, een ontmoetingsruimte en een restaurant met dakterras. Vrij uniek is het concept van deze kleine zaal, het refereert aan een Italiaanse ‘cortile’, een hoge binnenkoer met daaromheen een spiraalvormig licht oplopende gang. Op deze wijze ontstaan balkons met zicht op het centraal gebeuren. De grote zaal voor 1.300 toeschouwers ligt naar achteren en kan zowel voor concerten als voor muziektheater worden gebruikt, een oplossing die tot stand kwam in samenwerking met Arup Acoustics. De basisvorm van de concertzaal is geïnspireerd door het beeld van iemand die zijn twee handen als een trapeziumvormige trechter voor zijn mond houdt om te roepen. Robbrecht en Daem kozen voor een zaal met een grote intimiteit, de maximale afstand tussen podium en publiek is dertig meter. Bovenaan en aan beide zijden van de zaal worden twee vensters aangebracht waarlangs het daglicht in de ruimte kan doordringen. Het jarenlang gekoesterde beeld van het Pantheon of de barokkoepels krijgt hier een plaats. Het is een van de voorbeelden waaruit blijkt dat hun architectuur fundamenteel historisch is, doordrongen van opgedane emoties die de bouwkunst te bieden geeft. De wijze waarop de ruimtelijke ontwikkeling verloopt in het interieur is adembenemend. Het parcours van de toegang naar de verschillende foyers is meesterlijk, evenals de juiste plaatsing van de grote ramen met zicht op de stad. Robbrecht en Daem spreken van een ‘pastoraal’ gebouw, een creatie met een teder en authentiek karakter die op een bijna evidente wijze opgaat in de stenen massa van de stad.
Het concertgebouw is een zeer persoonlijke aanvulling aan het reeds indrukwekkend bouwkundig erfgoed. Vijf jaar geleden dacht iedereen dat Brugge geen voedingsbodem had voor hedendaagse bouwkunst. Robbrecht en Daem gaven Brugge een meesterlijk bouwwerk dat meer zal zijn dan een herinnering aan het komende grote feestjaar 2002.
|
|