zinde Indonesiërs; en ten slotte het akkoord van Linggadjati van december 1946, dat uitzicht bood op een vreedzame oplossing voor de dekolonisatie.
Het heeft echter helaas niet zo mogen zijn. In Den Haag keerden de meeste politici en de militaire leiders zich tegen dit akkoord - waarbij naar mijn smaak de rol van prof. Gerbrandy onderbelicht blijft, die als leider van het Comité Rijkseenheid buitenparlementaire massa-acties ontketende en zelfs met de gedachte aan een staatsgreep heeft gespeeld. Maar ook in Indonesië waren er velen die geen genoegen wilden nemen met minder dan de totale onafhankelijkheid, en met name het Indonesische revolutionaire leger krijgt bij Van den Doel de schuld van het saboteren van het akkoord van Linggadjati. Het was wel verhelderend geweest als hij hierbij ook aandacht had besteed aan De achtergrond van het Indonesische vraagstuk (1946) van de zendingspredikant J. Verkuyl, één van de beste contemporaine uiteenzettingen van de redenen waarom de Indonesiërs de Nederlanders - wie zij ook waren en met welke bedoelingen zij ook kwamen - toen doodeenvoudig niet langer konden vertrouwen.
Het werd dus vechten, en in de hoofdstukken 6, 7 en 8 behandelt Van den Doel de eerste en de tweede Nederlands-Indonesische oorlog. Deze terminologie verdient de aandacht, want Van den Doel spreekt niet meer, zoals tot nu toe gebruikelijk, van ‘politionele acties’, en ook vervangt hij het gangbare eufemisme ‘excessen’ door ‘oorlogsmisdaden’. Het was van beide kanten een vuile oorlog, een pijnlijke en beschamende geschiedenis van terreur en contraterreur, die aan vele tienduizenden het leven heeft gekost, voordat er onder druk van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties uiteindelijk toch weer onderhandeld moest worden, wat leidde tot het Van Roijen-Roemakkoord van mei 1949.
Van den Doels conclusie is, dat de Nederlandse politiek in de Indonesische kwestie op alle fronten is mislukt. De belangrijkste oorzaken die hij hiervoor aanwijst zijn allereerst het starre en conservatieve koloniale beleid van voor de oorlog in combinatie met het typisch Nederlandse idee dat het land geroepen was Indië te besturen; vervolgens de slag die Japan het koloniale bestel had toegebracht en de onderschatte kracht van de Indonesische revolutie; en ten slotte het gebrek aan realisme van het Nederlandse politieke en militaire establishment, dat na de oorlog lange tijd niet doorhad hoe ingrijpend de krachtsverhoudingen veranderd waren, in de wereld en in Indonesië.
Dit heldere en kritische boek is verplichte lectuur voor eenieder die wil begrijpen hoe er een einde kwam aan Nederland als grote koloniale mogendheid.
Reinier Salverda
van den doel, h. w, Afscheid van Indië. De val van het Nederlandse imperium in Azië, Prometheus, Amsterdam, 2000, 419 p.