van de secretaris en latere voorzitter Julius Vuylsteke. Deze koerswijziging gaf ook aanleiding tot de oprichting van het katholieke Davidsfonds in 1875. Minder bekend maar voor de werking van het fonds even belangrijk was Vuylstekes organisatorisch inzicht. Hij vormde het Willemsfonds om van een Gentse vereniging tot een cultuurfonds met actieve afdelingen in heel Vlaanderen.
Door allerhande vormen van immobilisme kende het Willemsfonds aan het einde van de 19de eeuw een moeilijke periode, wat onder meer tot uiting kwam in het sterk teruglopende ledenaantal. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bekenden meerdere Willemsfondsers zich tot het activisme, waardoor het imago van de vereniging nog verder taande. Geleidelijk zou het fonds zich herstellen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog slaagde men er in uit het woelige vaarwater van de collaboratie te blijven. In de daaropvolgende periode groeide de behoefte om samen te werken met andere cultuurverenigingen, niet alleen met het Davidsfonds maar ook met het socialistisch geïnspireerde Vermeylenfonds. Een sleutelrol in deze ontwikkeling speelde de groep rond Adriaan Ver-hulst, voorzitter van het Willemsfonds van 1965 tot 1984. Anno 2001 is de algemeen-maatschappelijke en culturele context sterk veranderd. De grote ideologieën zijn op hun retour. Het Willemsfonds moet zich, zoals de andere grote cultuurverenigingen in Vlaanderen, aan deze ontwikkeling aanpassen.
De rol van het Willemsfonds in de Vlaamse Beweging is moeilijk exact te bepalen. Onder impuls van Julius Vuylsteke werd het fonds een vereniging voor volksontwikkeling die veeleer met ‘vreedzaam propagandawerk’ dan met strijd de culturele en geestelijke herleving van Vlaanderen moest nastreven. De aandacht zou zich in de tweede helft van de 19e eeuw vooral toespitsen op de bedroevende toestand van het Nederlands in het onderwijs. In het gebruik van het Nederlands als voertaal in het onderwijs lag de sleutel tot de Vlaamse ontvoogding. Deze overtuiging zou het fonds vaak in aanvaring brengen met de verfranste liberale partij en andere liberale protagonisten. Tegen de zin van vele liberalen in zette het Willemsfonds zich in voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Ook begon men de ideeën van Lodewijk de Raet te propageren, die wees op de band tussen Vlaanderens ‘stoffelijke’ belangen en de vernederlandsing van het hoger (technisch) onderwijs. In het interbellum hield men wat de Vlaamse eisen betreft een minimalistische koers aan. Na de Tweede Wereldoorlog zou het lang duren voor het fonds zich aansloot bij de eis voor federalisme. De angst voor de dominantie van de Christen-democraten in Vlaanderen (‘de CVP-staat’) was groot. Nadat in 1972 (tijdens het voorzitterschap van Adriaan Verhulst) het Cultuurpact werd goedgekeurd ter bescherming van de ideologische en filosofische minderheden, zou die vrees afnemen. Het Willemsfonds groeide uit tot een van de actiefste leden van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen. Het speelde in het Anti-Egmontkomitee een belangrijke rol bij het verzet tegen het Egmontpact (een ambitieus staatshervormingsplan dat uiteindelijk sneuvelde). Doordat Vlaanderen in de jaren '80 en '90 een verregaande vorm van zelfstandigheid verkreeg, begon het Willemsfonds zich te concentreren op de ‘inhoudelijke invulling’ van die autonomie. Men distantieerde zich openlijk van
de harde kern van de Vlaamse Beweging, die overhelde naar separatisme en sterk werd beïnvloed door extreem-rechts.
Voor de ‘geestelijke herleving’ van Vlaanderen begon het Willemsfonds vanaf zijn ontstaan met de uitgave van eigen publicaties. Tijdens de 19e eeuw was het fonds de enige niet-katholieke uitgeverij van betekenis in Vlaanderen. Het had ook periodieke uitgaven op zijn naam staan: niet alleen een populaire volksalmanak, maar ook een reeks ‘nuttige’ boeken met het oog op de ‘staatsburgerlijke’ opvoeding van de Vlamingen. Het Tijdschrift van het Willemsfonds (1896-1905) zou worden opgevolgd door de recent ter ziele gegane Vlaamse Gids (1906-2000). De Willemsfondsbibliotheken waren lange tijd uniek. Decennialang beschikten enkel zij over publicaties die niet tot de katholieke zuil behoorden. Deze initiatieven en ook de organisatie van duizenden voordrachten en leergangen kunnen worden gezien als een soort permanente werking los van de politieke ontwikkelingen. Het Willemsfonds zou echter ook zijn invloed laten gelden bij prangende ideologisch-politieke kwesties, vooral als de rechten van de vrijzinnigen gevaar liepen. Als voorstander van het Rijksonderwijs zou het fonds zowel tijdens de eerste als de tweede schoolstrijd zijn stem luid laten horen. Naderhand kwamen