Ons Erfdeel. Jaargang 44
(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 612]
| |
Leonie in Cannes de prijs van de jury. Het gebeurt wel vaker dat Vlaamse cineasten prijzen winnen op internationale festivals, maar zelden op dit niveau. Als iemand de moraal van de Vlaamse film zou opkrikken, wie anders dan Lieven Debrauwer? Er is al lang sprake van dit project, maar pas nu is de film uitgebracht. Pauline & Paulette was net op tijd voor het festival van Cannes. Hij liep in de sectie La Quinzaine des réalisateurs en won er geen zilver of goud, maar wel de publieksprijs van het ‘Grote Forum’. Hij kreeg een speciale vermelding van de oecumenische jury. De Vlaamse persreacties zijn intussen ook bekend. Ze zijn positief, zij het niet over de hele lijn. Dat heeft te maken met het feit dat je om deze film te waarderen, eerst bereid moet zijn in het rijk van Debrauwer binnen te treden. De wereld van zijn personages is heel specifiek. Zintuiglijke impressies zijn er sterker dan in de werkelijkheid. Er wonen alleen oudere mensen, in interieurs die verwijzen naar de jaren vijftig-zestig, naar een tijd van nieuw modern comfort, de eerste formica-keukentafels met gechromeerde poten. Het is een wereld die voorbij is, die ook kwetsbaar is, want de mensen die bij Debrauwer wonen zijn oud, de dood staat om de hoek. Zijn personages hoeven zich niet meer te bewijzen, ze leren omgaan met verlies en loslaten. Dat maakt van Pauline & Paulette een humane film. Ann Petersen en Dora van der Groen in ‘Paulien & Paulette’, een film van Lieven Debrauwer.
Debrauwer identificeert zich met zijn wereld. Hij houdt van vroeger. Zijn acteurs zijn grote namen die al lang meegaan op de planken en die associaties oproepen aan een Vlaanderen van toen: Dora van der Groen, Ann Petersen, Julienne de Bruyn, Nand Buyl, Jef Demets. Hij is een nostalgicus, geen cynicus, en hij vraagt van de toeschouwer eenzelfde houding. Zoals in zijn korte films Leonie (1996) en Testament (1997), voert Debrauwer de wereld van zijn grootouders op. Geen realistische weergave ervan, maar een geïntensifieerde opname. Hij gaat heel ver met de stilering ervan: het interieur van het huis van Martha is bijna volledig bruin, het huis van Paulette, haar zus, is helemaal rood en roze. Dat van de derde zus, Cécile, baadt in koude kleuren, van wit tot blauw. Het is een proto-Vlaamse wereld, een museum van het Vlaamse dagelijkse leven. Buitenlanders kunnen hier iets leren over de plaatselijke gebruiken: het enveloppen schrijven voor en de koffietafel na de begrafenis. Het verschil tussen ‘een biefstukske van honderd frank’ en de ‘koeientong van beenhouwer Vannevele’. In zijn omgang met deze leefwereld staat Debrauwer tussen de volkse kluchten van Edith Kiel en de verbeelding van een Jaco van Dormael en Berliner (in La vie en Rose). Pauline is mentaal gehandicapt. Ze woont bij haar zus Martha, die voor haar zorgt. Eigenlijk heeft Pauline een meer natuurlijke band met de leefwereld van Paulette, haar andere zus: met de sfeer van extravagantie die haar klerenwinkeltje in het dorp tekent. Paulette probeert de alledaagsheid van het dorpsleven in Lochristi te overstijgen in een wereld van karamel-emotie en driestuiverchique. Ze zingt in het plaatselijke amateur-operettegezelschap, en eigenlijk is heel haar leven een grote operette. Paulette verpakt de werkelijkheid in een ‘schoon stofke’ met een ‘strikske errond’ en vanzelf lijkt alles minder goedkoop. Pauline wordt door die wereld geprikkeld, want zij heeft het temperament van haar zus. Een van haar geliefde bezigheden is de | |
[pagina 613]
| |
bloemen in de tuin water te geven. We zien dat verschillende keren gebeuren, ritmisch met de gieter heen en weer op de maat van de bloemenwals van Tsjaikovski. Het is een van de vele visuele vondsten die op een ongedwongen manier effect sorteren. Pauline en Paulette zijn niet alleen zussen, het zijn ook zusterzielen, alleen weet Paulette dat niet. Paulette is ervan overtuigd dat haar gehandicapte zus niet in haar wereld thuishoort. Pauline is immers een naakt brok vlees te midden van een gekostumeerd bal. Wanneer Martha plotseling overlijdt, wordt het leven van de drie overblijvende zussen overhoop gehaald. Pauline past niet in de urbane levensstijl van Cécile, en evenmin in het operettedecor van Paulette. Wat nu met Pauline? Van meet af aan is duidelijk dat de toekomst van Pauline bij Paulette ligt, ook al wil Debrauwer dat met zijn halfopen einde niet expliciet gezegd hebben. Pauline & Paulette staat of valt met de rol van Dora van der Groen, die de gehandicapte Pauline speelt. Een actrice van naam en met een bekend gezicht een dergelijke rol laten vertolken is een risico. Het zou evidenter geweest zijn de rol door een echte gehandicapte vrouw te laten vertolken, zoals Van Dormael dat met Pascal Duquenne doet in Le huitième jour. Bovendien heeft Van Der Groen de jongste jaren een reeks demente rollen achter de rug, van Antonia tot de jeugdfilm Mariken. Haar vertolking functioneert evenwel uitstekend. Wanneer Pauline het over de ‘opellet van Polet’ heeft, dan aanvaarden we dat. Met Ann Petersen stelt het probleem zich minder scherp, omdat zij als actrice een vanzelfsprekend onderdeel lijkt van Debrauwers decor. Belangrijker dan deze gevoeligheden, is dat Debrauwer met Pauline & Paulette bewijst dat hij op een schijnbaar moeiteloze manier een verhaal kan vertellen. Dat hij bovendien beschikt over een grote stijlvastheid. Het ritme klopt, de acteerstijl is homogeen. De muziek van Tsjaikovski, de operette van Devreese passen perfect in het geheel. Pauline & Paulette is meer dan alleen sfeer. De film heeft opmerkelijke grafische kwaliteiten. En met kleine prikkels in de intrige houdt hij een rustig, maar gecontroleerd ritme aan, dat ook de aandacht van een breder publiek gevangen houdt.
Erik Martens lieven debrauwer (regie), Pauline & Paulette, met Dora van der Groen, Ann Petersen, Rosemarie Bergmans, Julienne de Bruyn; scenario: lieven debrauwer & jacques boon; fotografie: michel van laer; montage: philippe ravoet; muziek: Frédéric Devreese; productie: dominique janne; België, 2001, 78 minuten. |
|