Ivo de Wijs (o1945) - Foto Chris van Houts.
hun blootje en die moeten dan maar zien te overleven als teksten die qua lay-out verdacht veel op gedichten lijken, maar doorstaan ze ook de test van de
ars poetica? Met de vorige uitgave bewees de reeks dat met name Lennaert Nijgh moeiteloos weet te overleven in de stilte van een boekband. Nijgh werd wel eens smalend de
rederijker genoemd, vanwege zijn voorliefde voor oude en door rederijkers erg geliefde dichtvormen als ballades of rondelen. In het vijfde boek uit de Pluche-reeks worden de teksten van Ivo de Wijs behandeld. Meer nog dan Nijgh lijkt De Wijs me een rederijker, maar dan wel om andere redenen. Net als zijn 16e en 17e-eeuwse voorgangers schrijft De Wijs ongeveer voor al wie zijn pad kruist en de moed heeft om hem om een tekst te vragen en daarbij is ongeveer elk onderwerp goed, van kleine huisdieren, over het muurtje in het voetbal tot vermageringskuren en een bekend blootblad. Bovendien wringt De Wijs zich soms in de onmogelijkste bochten om vormelijk het vooropgezette rijmschema te blijven respecteren. De titel
Het gaat goed met Nederland, werd ontleend aan een typische De Wijstekst die zogenaamd nergens over gaat. ‘Voor mijn huis staat al jaren een paal, een dikke grijze paal’. Strofen lang wordt gegist waartoe de paal zou kunnen dienen: een paaltje voor de telefoon of het gas, een meerpaal of een tolpaal? Hij lijkt totaal nutteloos, tot op een ochtend blijkt dat de paal misschien wel nutteloos mag zijn maar dat hij wel ergens geregistreerd staat want een man in overall komt de paal schilderen. De conclussie van De Wijs is dan ook duidelijk: als er al voor zo'n nutteloos paaltje vordt gezorgd, dan moet het wel erg goed gaan met Nederland. Het is een erg mooie tekst, grappig, ongekunsteld rijmend. En hij typeert Nederland als de goed georganiseerde welvaartstaat waarvoor het bekend staat (regelneven incluis!).
De titel dekt ook in die mate de lading dat een bundeling van teksten van Ivo de Wijs meteen een overzicht geeft van alle mogelijke maatschappelijke thema's waarover pakweg tussen 1964 en 2000 in Nederland gesproken werd en die terugkwamen in het cabaret of de conferences van die tijd. Zo leer je dat in 1966 de aanwezigheid van Turken niet zozeer als een maatschappelijk probleem werd gezien maar wel als een perfide kapitalistische uitvinding van de fabrieksbazen en een geschenk uit de hemel voor huisjesmelkers.
Er liggen Turken onder het dressoir
Er liggen Turken in het bad en op 't gazon
Zelfs in de ijskast zitten er een paar
Oh, wat verrukkelijk zo'n Turkenpension.
En in 1970 was Van het Reve onderwerp van een liedje met zijn naam als titel:
Heb je dat gehoord zeg, van die Van het Reve?
Als je leest wat of die viezerd nu weer uit heeft laten geven
't Gaat voortdurend over liefde tussen mannen
maar zo ziekelijk en vies en overspannen
In 1972 hangt een poster van Vietnam aan de muur, in 1975 wil iemand een gaatje in zijn oor, in 1978 heeft hij het over de nieuwe nostalgie naar Wereldoorlog II naar aanleiding van de film Soldaat van Oranje. In datzelfde jaar neemt hij in ‘Thuisland’ het apartheidsregime van Zuid-Afrika op de korrel:
De blanken in Zuid-afrika
Met banken in Zuid-Afrika
Vol bordjes ‘slegs vir blankes’ - bijbelvast en niets ontziend.
En in 1989 blikt De Wijs hierop terug: