Dermul - zich vooral opmerken door eerder intellectualistisch theater dat bol stond van associatieve beelden, niet altijd tot genoegen van critici en publiek. Maar Thomas en Dermul ontpopten zich met bijvoorbeeld Frans/z (1985), Duiven en schoenen (1987) of Plots/z (1988) al snel tot verdienstelijke schrijvers, en Dito'Dito ging een steeds pertinentere plaats innemen in de theater-scene. Desondanks duurde het tot 1997 voor het gezelschap mee mocht delen in de Vlaamse subsidiekoek, in tegenstelling tot andere producenten die later begonnen en zich sneller van financiële ondersteuning konden verzekeren. Op zich geen wereldschokkend feit, ware het niet dat Dito'Dito waarschijnlijk een tijdlang naast de subsidies greep, wegens de koers die het vanaf 1994 besloot te varen.
‘Ja Ja maar nee’ / ‘Ah oui ça alors là’ (1998), door Dito'Dito - Foto Herman Sorgeloos.
In 1994 verliet het gezelschap de platgetreden paden van de autonome theaterkunst om een eerder ongewone artistieke ommezwaai te maken. Die werd hen ingegeven door de onuitputtelijke inspiratiebron die zich rond hen uitstrekte en waarin zij zelf al tien jaar aan het werk waren: de smeltkroes die Brussel heet. Dito'Dito entte en ent nog steeds zijn theater op de stad, haar complexiteit en veelheid aan talen en culturen.
Die fascinatie voor de stad dringt niet alleen door in hun artistieke werk, maar is mee de inspiratiebron voor een aanval op de randvoorwaarden van de podiumkunsten, die volgens hen te beperkend zijn. Het feit dat cultuur en daarmee de culturele subsidies gemeenschapsmaterie zijn, leidt in Brussel inderdaad tot twee circuits (een Franstalig en een Nederlandstalig) die volledig los van elkaar staan. Waarom in een meertalige stad ééntalig theater maken? Waarom de gescheiden ééntalige theaterbastions niet openbreken om een ‘Brussels theater’ te creëren? Precies met die stevige statements over de stad, wil Dito'Dito een eind maken aan een soort oogkleppentheater en tegen de stroom inzwemmen. Dito'Dito houdt Brussel een spiegel voor. Voor het gezelschap betekent de eentaligheid van het theater een impasse die voortkomt uit communautaire beteugelingen, maar de reële situatie van de stad niet weergeeft.
Deze ideeën leidden tot beweringen als zou Dito'Dito ‘politiek theater’ maken. Maar zegt dat niet veel meer over de huidige politieke situatie dan over het verhaal dat deze acteurs brengen? Dito'Dito vertelt, net als elke theatermaker, het verhaal dat hem fascineert. Het verhaal van ‘Brussel’. Dat dit theater met één voet in de realiteit staat, hoeft nog niet te betekenen dat het politiek is. Dito'Dito wil geen grote uitspraken doen, maar via zijn werking tonen dat er een alternatief bestaat voor de tegenstelling Vlaams-Waals. Zelf had Willy Thomas het, in een (publieke) brief aan zijn dochter, over een ‘fluisterverhaal’. (‘Dit is een fluisterverhaal, een verhaal over te proberen. Proberen te begrijpen vooral. Maar het is niet echt een goed verhaal. Een goed verhaal heeft een begin, een midden en een spannend einde.’)
Terwijl andere Vlaamse theatergezelschappen nauwelijks contacten onderhouden met culturele instellingen aan de andere zijde van de taalgrens, sloot Dito'Dito enkele jaren geleden bijvoorbeeld een artistieke alliantie met zijn Franstalige bondgenoot transquinquennal. Het succes van hun eersteling bezorgde hen met-een een nominatie voor het jaarlijkse theaterfestival in 1998. Ja ja maar nee / Ah oui ça alors là, zo heette de tweetalige productie,