gemaakt met een jonge Nederlandse schrijver en journalist, die twee jaar eerder naar Brussel was gekomen als correspondent van het Nederlandse dagblad De Tijd: Pierre Hubert Dubois. Ze trouwden in volle oorlogstijd. Uit het huwelijk werden twee zonen geboren. De perfecte kennis van zowel het Nederlands als het Frans, waarmee Simone Dubois haar eerste baan had gekregen, loopt als een rode draad door haar latere literaire activiteiten. Zij vertaalde net als haar echtgenoot Franse literatuur naar het Nederlands, waaronder een aantal romans van Françoise Sagan. Samen met hem vertaalde ze Pedigree van Georges Simenon, niet toevallig het werk waarin de auteur zijn Luikse jeugd beschrijft.
Er zijn echter twee literatoren voor wie Simone Dubois haar hele leven een nooit verflauwende liefde heeft gekoesterd: Belle van Zuylen en Pierre H. Dubois. Het was overigens haar echtgenoot die haar in de jaren vijftig voor het eerst attent maakte op deze toen nog weinig bekende Nederlandse dame van adel, die in het Frans had geschreven. Simone was op zoek naar interessante onderwerpen voor het tweetalige tijdschrift Libelle, waarvoor ze stukken in het Nederlands én in het Frans afleverde. Via de biografie van Philippe Godet, Madame de Charrière et ses amis (1906) raakte ze gefascineerd door de figuur en het werk van Belle van Zuylen (1740-1805), een fascinatie die haar niet meer los zou laten. Ze raakte ervan overtuigd dat er in archieven nog meer materiaal van deze figuur te vinden moest zijn en ging op zoek. In 1969 publiceerde ze het eerste portret over ‘haar Belle’: Leven op afstand. Belle van Zuylen. Maar het was vooral haar selectie uit de brieven van Belle van Zuylen, in Nederlandse vertaling verschenen onder de titel Rebels en beminnelijk (1971), die deze figuur uit de vergetelheid haalde. Het boekje werd dan ook meermaals herdrukt. Het bevat correspondentie met belangrijke Europese tijdgenoten van Belle: de libertijnse Zwitserse kolonel Constant d'Hermenches, de Schotse Johnson-biograaf James Boswell en de Franse schrijver en politicus Benjamin Constant. Uit de brieven komt Belle van Zuylen naar voren als een bijzonder direct en openhartig schrijfster. Indrukwekkend en boeiend in die zin zijn de brieven die ze schreef aan d'Hermenches, met wie ze een passie op papier beleefde: ‘J'ai le coeur plein, puisque j'écris: il faut bien que mon coeur parle’, liet ze hem weten.
Door de publicaties van Simone Dubois in het begin van de jaren zeventig, onder meer in het Documentatieblad van de Werkgroep Achttiende Eeuw, kreeg Belle van Zuylen een bredere bekendheid. Het pad was geëffend voor een internationaal symposium en een tentoonstelling, die plaats zouden vinden in 1974 en waarop de actualiteit van Isabelle de Charrière werd belicht. Dit congres betekende de opmars tot een groots internationaal project: de uitgave van haar verzameld werk. Er werd een internationale redactie samengesteld en de archieven van Lausanne, Neuchâtel en Genève werden uitge-