van de VNT (Vereniging Nederlandse Theaterdirecties) kreeg deze ‘uitnodiging tot discussie’ toch enig gewicht: twee grote nationale theatergezelschappen, één in Amsterdam en het andere reizend, was één van de intentieverklaringen; of het kiezen voor discontinuïteit waardoor er meer dynamiek in het veld zou komen; of het aanstellen van een curatorium van onafhankelijken, door de toneelwereld zelf geïnstalleerd dat bindende adviezen zou geven over de verdeling van de middelen. Ingrijpende maatregelen. Ook de pamfletschrijvers waren namelijk van oordeel dat de sector wat gescleroseerd was en dat er dringend behoefte was aan nieuwe dynamiek en een jonger publiek. Daarnaast werd er uiteraard zeer zwaar gelobbyd door gezelschappen die onherroepelijk uit de boot dreigden te vallen, zoals De Appel. Zij zochten op alle niveaus en bij elke overheid en via alle mogelijke kanalen steun. Maar ook elf ‘jonge’ gezelschappen (enkele daarvan waren al tien jaar bezig!) die nog niet in het subsidiesysteem zaten en moesten zien te overleven van project tot project, vestigden in een gezamenlijke brandbrief (Dood Paard, 't Barre Land, Het Oranjehotel, Growing up in Public, enz.) de aandacht op hun hachelijke positie.
Een aantal gezelschappen besefte ook dat er in iedere kunstenplanperiode maar een beperkt percentage groei haalbaar was. Zelfs indien men op internationale podia had gespeeld, laaiende recensies had gekregen, een ruimer publiek had aangeboord en een productie door de Theaterfestivaljury was geselecteerd, dan nog zou een grote sprong voorwaarts niet tot de mogelijkheden behoren. Daarvoor is de kunstenplansystematiek toch net iets te behoedzaam. Het enige wat er dan opzit is een grote fusie. Zo smolten Theatergroep Hollandia en Het Zuidelijk Toneel onder artistiek leiderschap van Johan Simons en Paul Koeck ineen tot een nieuw groot regionaal theater. Ook bundelden Theu Boermans van De Trust en Frans Strijards van Art en Pro hun krachten in de nieuwe structuur De Theatercompagnie. Niet om te bezuinigen op de faxmachine natuurlijk, maar om samen de schaal te vergroten. Daarnaast werd er ook zenuwachtig geschoven met nieuwe artistieke leiders en afwisselingen van de wacht. Zo verhuisde Ivo van Hove van het Zuidelijk Toneel naar Toneelgroep Amsterdam. Het vierjaarlijkse ritme waarmee de totaliteit van de sector wordt doorgelicht, brengt dus ook een soort eigen levenscyclus voort. Men denkt, men plant en ageert op het ritme van de quadriënnale.
En toen viel op 15 mei 2000 het vonnis. De Raad voor Cultuur onder voorzitterschap van Winnie Sorgdrager publiceerde een 1370 bladzijden tellende Cultuurnota 2001-2004, opgedeeld in zestien kunstsectoren. Voor alle sectoren samen waren er 754 aanvragen. Meteen vroeg de Raad van Cultuur een verhoging van het budget, want die toevloed aan nieuwe initiatieven kon niet binnen de bestaande cultuurbegroting worden gerealiseerd. De sector