‘Christelijk en Vlaams’: 125 jaar Davidsfonds
In 2000 vierde het Davidsfonds zijn 125ste verjaardag, een ideale gelegenheid voor de vereniging om haar prominente plaats in het culturele leven in Vlaanderen in de verf te zetten. Het aantal activiteiten die het vanouds christelijk geïnspireerde Davidsfonds organiseert, blijft indrukwekkend, zelfs in een tijd waarin ideologieën vervagen en het verenigingsleven niet meteen een grote bloei kent. Alle afdelingen van het fonds samen organiseren jaarlijks zo'n 9.000 activiteiten (lezingen, gespreksavonden, exposities, theatervoorstellingen, zang, concerten, enz.). Het Davidsfonds bekleedt ook een belangrijke rol in de Vlaamse uitgeverswereld met literaire uitgaven, wetenschappelijk-vulgariserend werk en jeugdliteratuur. Een vrij recent initiatief is het muzieklabel Eufodia dat niet alleen aandacht heeft voor de Vlaamse polyfonisten, maar ook voor eigentijdse muziek.
Naar aanleiding van de 125ste verjaardag verscheen de monografie Davidsfonds 1875-2000, geschreven door Edward de Maesschalck.
De auteur verdeelt de geschiedenis van het Davidsfonds in vier grote delen: de pionierstijd (1875-1925), de periode van hoogbloei (1925-1960), de tijd van de herbronning (1960-1985) en het Davidsfonds als professionele cultuurvereniging (1985-2000). Een groot deel van het boek overlapt onvermijdelijk de driedelige Geschiedenis van het Davidsfonds die Lode Wils al in de jaren 1970-1980 publiceerde. Wils' overzicht gaat echter niet verder dan de Tweede Wereldoorlog. Er bleef dus nog goed een halve eeuw te beschrijven en dat waren voor het fonds zeker niet de makkelijkste jaren.
Nadat het Davidsfonds tijdens de Tweede Wereldoorlog op handige wijze uit het vaarwater van de collaboratie had weten te blijven, werd de tweede helft van de 20ste eeuw een moeilijke en woelige periode. Het fonds kwam weliswaar meer in de actualiteit door zich te manifesteren als actieve Vlaamsgezinde pressiegroep, maar intern rezen er problemen. De maatschappelijke omwenteling van de jaren '60 had ook voor het Davidsfonds repercussies. Het geprononceerd christelijke karakter van het fonds werd niet meer zomaar aanvaard.
Het Davidsfonds was in 1875 ontstaan als katholiek antwoord op het liberale Willemsfonds, in een periode waarin de ideologische verzuiling in België zeer scherp was. De leus ‘Voor godsdienst, taal en vaderland’ liet daarover weinig twijfel bestaan. ‘Vaderland’ moet hier vooral worden geïnterpreteerd als blijk van een soort Belgisch patriottisme, maar dit slechts terzijde. Een eeuw later leek de bewust christelijke en anti-vrijzinnige houding van het fonds voor velen voorbijgestreefd. Het dispuut tussen de verdedigers van de oude lijn en de vernieuwers, die het fonds een bredere en meer maatschappijkritische richting wilden geven, liep hoog op. Toch kwam men steeds tot de conclusie dat het Davidsfonds in de eerste plaats ‘Vlaams en Christelijk’ moest zijn.
Tijdens de laatste decennia, waarin het fonds een meer professionele structuur en wijze van werken kreeg, ebde de ideologische discussie weg. Toch bleef er commotie. Hoewel België als staat ingrijpend was gefederaliseerd en veel Vlaamse eisen van het fonds waren ingewilligd, behield men op communautair vlak een strakke en zelfs extreme houding. Dit leidde in de jaren '90 tot pijnlijke momenten, waarbij het totale gebrek aan consensus tussen de eigengereide, tot extremisme geneigde voorzit-