zoek herhaald, wat zijn neerslag vond in De versnelde ommekeer. In 1999, ten slotte, vond een derde ronde van de European Values Study plaats. De Belgische resultaten daarvan verschijnen nu onder de titel Verloren Zekerheid.
Op het eerste gezicht lijkt er in de afgelopen tien jaar niet zoveel veranderd. De resultaten liggen in het verlengde van het vorige boek, de trends worden bevestigd. Zo bijvoorbeeld wat het belang betreft van arbeid, gezin, godsdienst, politiek, vrienden en vrije tijd voor de geïnterviewden. In vergelijking met 1990 is er weinig variatie in de antwoorden. Voor negen van de tien Belgen komt het gezin met ruime voorsprong op de eerste plaats, gevolgd door de vrienden. Godsdienst (45% ) en politiek (31% ) worden niet eens door de helft van de ondervraagden echt belangrijk gevonden. Het vertrouwen in de instellingen wordt er, net als bij de vorige enquête, overigens niet groter op. Het rechtsstelsel bijvoorbeeld verliest opnieuw, net zoals tussen 1981 en 1990, tien percentpunten. De Kerk zit in een vergelijkbare neerwaartse spiraal: in 1981 kon ze op het vertrouwen van 60% van de Belgen rekenen, nu is dat nog slechts 40%. Het parlement verliest, net zoals de pers, het vertrouwen dat het in de periode 1981-90 opbouwde. Het staat nu, samen met het rechtsstelsel, op de laatste plaats. Goed vierendertig procent van de Belgen verklaart heel veel tot tamelijk veel vertrouwen in die instellingen te stellen.
Een bijzonder interessant, maar ook taai hoofdstuk handelt over de sociale identiteiten van de Belgen, over de entiteiten waarmee ze zich verbonden voelen. Misschien is het meest opmerkelijke resultaat wel dat één op de drie ondervraagden beweert aan geen enkele groep belang te hechten. Meer dan één derde hecht de grootste betekenis aan primaire groepen, zoals het gezin, de vrienden of de buren. De levensbeschouwelijke verenigingen komen met ongeveer 15 percent op de derde plaats. Dan volgt het sociaal-culturele verenigingsleven met ongeveer tien percent. Pas een heel eind daarna, met ongeveer vier percent, komen de geopolitieke entiteiten, zoals Europa, België, Vlaanderen of Wallonië. Dat is een resultaat om voortaan in het achterhoofd te houden, telkens als de communautaire problematiek wordt opgerakeld. Bovendien - en ook dat is niet zonder belang - blijken voor de ondervraagden de verschillende identiteiten ook niet exclusief te zijn: zich Belg én Vlaming, Waal of Brusselaar voelen, gaat best samen.
Er staan nog andere verrassende resultaten in dit boek. Vandaag kun je geen krant of tijdschrift openslaan of het gaat over het verschil tussen mannen en vrouwen. Vaak wordt zelfs een biologische basis geponeerd voor de verschillende werelden van mannen en vrouwen. In het hoofdstuk over gezin en relaties lees je dan hoe weinig mannen en vrouwen van elkaar verschillen als het gaat over de fundamentele dingen in het leven. Dat was overigens ook al zo in 1981.
Nog zo één. Als het over Vlamingen gaat, duurt het niet lang of het epitheton ornans ‘harde werkers’ passeert de revue. Walen, zo leert de volksmond, zouden het niet zo nauw nemen met de arbeidsmoraal. In dit onderzoek werd mensen gevraagd welke waarden ze aan hun kinderen willen meegeven. Zesentwintig procent van de Vlamingen vindt ‘hard werken’ een belangrijke eigenschap. In Wallonië ligt de score maar liefst twee keer zo hoog, in Brussel gaat het zelfs om zestig procent. In Vlaanderen vindt men arbeid ook significant minder belangrijk dan in de andere regio's. Vlamingen hechten een opvallend grotere waarde aan vrije tijd. Dat is, tussen haakjes, net zo in Nederland en in Duitsland, twee naties die zich niettemin graag op hun protestantse arbeidsethos beroemen.
Een cruciaal hoofdstuk gaat over bepaalde ethische houdingen. In de laatste twintig jaar, zo blijkt, maakte België een vrij spectaculaire overgang door van een land waarin een ethiek van de lijfelijke zelfbeperking gold naar een land waarin lijfelijke zelfbeschikking de toon zet. In de jaren tachtig nam de permissiviteit toe, waardoor ten onrechte de indruk werd gewekt dat zelfbeschikking en permissiviteit samengingen. De gegevens van 1999 laten evenwel een bevolking zien die opnieuw aanzienlijk meer op fatsoen is gesteld. Enerzijds is er verstrengeling van de normen. De teugels die in de jaren tachtig werden gevierd worden weer aangehaald. Mensen zijn minder tolerant als het gaat over liegen of corruptie. Anderzijds duiken nieuwe vormen van degelijkheid op: we aanvaarden niet dat wordt gerookt waar dat niet mag, dat dronken chauffeurs achter het stuur kruipen of dat vuil wordt gestort waar dat verboden is. Er doet zich een