se van Antwerpen en zijn joden gedurende zoveel decennia. Het boek wemelt van gegevens en namen - ik telde ca. 2000 personen - en dat vergt van de lezer wel enige inspanning. Dat microscopische gewriemel is anderzijds ook de kracht van dit werk. De doorgedreven analyse voor een zo lange periode laat immers toe heel precies aan te geven wat er gaande is. Saerens toont op indringende wijze aan hoe vreemdelingenhaat zich kan nestelen. Het is een sluipend en langzaam werkend gif, dat teert op gewenning en groeiende onverschilligheid en dat daarom ook lange tijd vrij onschuldig lijkt. Zijn epiloog, in de oorlogsjaren, is de gruwelijke apotheose van het verhaal.
Ver tot in de jaren 1920 onderscheidde Antwerpen zich geheel niet door opvallend antisemitisme. De katholieken waren er wel ontvankelijker voor dan de liberalen en de socialisten, maar ook bij hen bleef het allemaal erg beperkt. De verdraagzaamheid moge wel hieruit blijken: de militante Vlaamse beweging, toch behoorlijk gelieerd aan de katholieken, telde in haar rangen een aanzienlijk aantal joden.
Vanaf 1929 keerde het tij echter, en in de volgende jaren groeide er steeds meer een typisch Antwerps antisemitisme. Waarom dat scharnierjaar? En waarom werd Antwerpen uiteindelijk veel meer anti-joods dan Brussel en Luik, de andere steden met grote joodse concentraties? Wat 1929 betreft, geeft Saerens twee essentiële factoren aan. In dat jaar verleende België amnestie aan de activisten, zij die in 1914-1918 met de Duitse bezetter hadden gecollaboreerd. Welnu, de activistische ballingen die uit Duitsland terugkeerden, hadden er kennis gemaakt met het opkomende nationaal-socialisme, en met het raciale daarin. In 1929 ook arriveerde in Vlaanderen de eerste lichting van jongens die in Duitsland met een studiebeurs van het Reich hadden gestudeerd. Ook zij waren in contact gekomen met het nazi-gedachtegoed. Veel teruggekeerde activisten vestigden zich uitgerekend in Antwerpen, en de stad ontving ook heel wat ‘Duitse’ studenten. De metropool onderscheidde zich immers al sinds de 19e eeuw door een opvallend politiek radicalisme, en ook was de Vlaamse beweging er het sterkst. De gevolgen van dit alles bleven niet uit. De ‘Duitse’ flaminganten zouden in de volgende jaren een grote rol spelen bij het inplanten - haast als een vreemd gewas - van het antisemitisme in Antwerpen. Dat kon nu gedijen tegen de achtergrond van een sterk toenemende joodse immigratie vanuit Duitsland en Midden-Europa. Ook in Brussel en Luik was er een groeiend aantal joodse immigranten, maar het bleef er rustig.
Het verschil met Antwerpen werd in de daarop volgende jaren nog versterkt. Over het waarom daarvan blijft Saerens wat in het ongewisse. M.i. hebben zeker twee factoren een rol gespeeld. Als nationalistische beweging was de Vlaamse beweging ipso facto wel ontvankelijk voor ‘volksvreemde’ gevoelens. In Brussel speelde het flamingantisme echter nauwelijks mee, en in Luik helemaal niet. Bovendien was Antwerpen uitgesproken katholiek, in tegenstelling tot de twee andere steden. Nu leefde er onder de katholieken een eeuwenoude antisemitische traditie, vanuit het gegeven dat de joden Christus hadden afgewezen. Bovendien stond het katholicisme in de jaren '30 sterk onder invloed van het traditionalisme, dat moeite had met een samenleving waarin alle mensen als vrij en gelijk werden aanzien. Kortom, de combinatie ‘Vlaams’ en ‘katholiek’ heeft aanzienlijk bijgedragen tot het versterken van de Antwerpse specificiteit. Waarmee ik natuurlijk niet beweer dat alle katholieke Vlamingen er zo over dachten.
Saerens gaat diep in op de gebeurtenissen. Op indringende wijze toont hij aan hoezeer Antwerpen in de jaren '30 al een andere richting uitging dan Brussel en Luik. Opvallend zijn onder meer de oprichting in Antwerpen in 1937 van Volksverwering, de uitsluiting in mei 1939 van joodse advocaten uit de Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen, de anti-joodse rellen op 25 augustus 1939 (tijdens de crisis rond Danzig enkele dagen voor het uitbreken van de oorlog). De Antwerpse specificiteit blijkt overigens ook uit de lokale pers, het verenigingsleven, de verkiezingscampagnes, enzovoort. Saerens brengt het allemaal in kaart en analyseert met veel zin voor nuance.
In 1940-1942 liep het helemaal uit de hand. De vooroorlogse specificiteit zette zich dus voort. Saerens toont minutieus aan hoezeer de Antwerpse overheden wel meegaand waren met de Duitse anti-joodse politiek. Ze deden gewoon zowat alles wat de Duitsers vroegen. Zonder dwang, zonder geweld en zonder zich ernstig te bekommeren over de