Stefan Hertmans (o1951) - Foto David Samyn.
waarin ze in de roman voorkomen. Deze woorden zijn dus volgens
Van Dale onderdeel van de standaardtaal. De woorden die ze vervangen zijn synoniemen en drukken dus geen andere betekenis uit. Dan kunnen wij ons de vraag stellen waarom de redacteur deze woorden wilde vervangen. Ze zijn niet foutief gebruikt. De redacteur doet er dus verkeerd aan
malheur te vervangen door
pure pech. Lanoye weigert deze veranderingen dan ook.
In Wit Zand van Hemmerechts merken we dezelfde tendens. De volgende woorden worden weliswaar gelabeld in Van Dale, maar ze hebben een begrijpelijke betekenis:
lossen > loslaten |
opblinken > oppoetsen |
zich dubbel plooien > zich dubbel vouwen |
compenseren > goedmaken |
fruitsap > vruchtensap |
ruitenwasser > glazenwasser |
vooraleer > alvorens |
bedden verluchtte > bedden luchtte |
Hemmerechts' houding verschilt hier wel omdat zij deze wijzigingen wel allemaal aanvaardt.
In Stefan Hertmans' Naar Merelbeke komen dit soort wijzigingen veel minder voor.
Op syntactisch vlak vinden we verschillende noord-zuid tegenstellingen terug. Zo bijvoorbeeld bij het grammatisch geslacht. In de drie manuscripten worden vaak woorden van geslacht veranderd. De keuze voor het geslacht wordt dan in grote mate regionaal bepaald: in het zuiden kiest men voor de vrouwelijke variant, terwijl men in Nederland voor het mannelijk genus kiest. Deze scheiding merken we ook in onze manuscripten. Vergelijkbare wijzigingen vonden we eveneens terug bij het gebruik van lidwoorden, bij congruentie, de keuze tussen hebben en zijn als hulpwerkwoord, de werkwoordtijden, de keuze van het betrekkelijk voornaamwoord, het gebruik van hen of hun, enz. Het meest prominent was evenwel het verschil van mening over de woordvolgorde. Dit merk je bijvoorbeeld bij de werkwoordelijke eindgroep. Hier is er zeker een groot noord-zuidverschil (in Nederland kan alleen: ‘dat Guido daar niet aan had willen denken’, maar in Vlaanderen hoor je ook: ‘dat Guido daar niet had willen aan denken’). In het Noord-Nederlands is de werkwoordelijke eindgroep nagenoeg ondoordringbaar geworden voor andere woorden. Andere woorden staan er ofwel vóór, ofwel achter, maar niet ertussen. In het Vlaamse Nederlands is het niet ongewoon dat er andere woorden tussen de werkwoorden in staan. Waarschijnlijk is dezelfde ontwikkeling in Vlaanderen ook gaande, maar het proces is er vooralsnog niet zo ver gevorderd als in Nederland. Dit fenomeen treffen we in alledrie de manuscripten aan waarbij de Vlaamse auteurs hun werkwoordelijke eindgroepen nog doorbreken terwijl de Nederlandse redacteur dit niet meer aanvaardt.
In het algemeen kunnen we zeggen dat Lanoye zeer bewust omgaat met de voorgestelde veranderingen. De houding van Lanoye tegenover het Vlaams is vrij consequent. Hij is een Vlaams auteur en hij wil Vlaams schrijven. Naar eigen zeggen behoudt hij Vlaamse constructies tenzij ze door Nederlanders niet of verkeerd begrepen kunnen worden. Wanneer we zijn manuscript bekijken, vinden we deze houding inderdaad terug.
In het essay Altijd met uw gezever, gij (1996) beweert Kristien Hemmerechts dat ze Nederlands spreekt en schrijft. Ze is er zich, naar eigen zeggen, van bewust welke woorden Vlaams zijn en dus veranderd moeten worden in een Nederlandse tegenhanger. Ze weet dat ook zij Vlaamse is en dus soms Vlaamse uitdrukkingen gebruikt, maar in haar schrijftaal die ze als artificieel bestempelt, probeert ze consequent Vlaamse constructies te vermijden. Ze beschrijft hoe een tournee in 1995 met Geertrui Daem en Leo Pleysier haar heeft