| |
| |
| |
Dirk van Bastelaere
Het nooit ongerepte
een aanspreekbaar personage in
de Eurostar onder de Noordzee, haar ijzige
watermassa's in tinten groen vervloeiend
ten teken van schiftende context of de onhandelbaarheid
van gemeenschap (in de vorm van lunch, roeipartij
of vertrouwen) die steeds naast zich wegreikt;
waartegen mijn lippen rusten;
ben je alleen in de perken buiten mijn leerstellige
somberte, fluorescente vulkaanas
die, giftig nederdalend, stoelen en tafels overdekt
en ons onhoudbaar bewerkt
die ons niet meer herkent.
een massagraf van gezichten, bemoste
boomstammen in het Zoniënwoud met liefde doorkerfd,
krijtlijnen, wegtrekkend bloed, emblemen
en alleen in deze verduistering kloppend,
een landschapsbeschrijving,
carte du coeur, van het nooit ongerepte dat bindt
van zijn geschiedenis werden verrekend
| |
| |
| |
Onder dioxine hemelen
in de transparantie van je ribbenkast
beweegt het nog na als een klaproos
dat verfomfaaide bloemblad
tussen longen als theebuiltjes in een
naar adem happende wereld.
Uit doorschijnendheid ben je afkomstig
maar nu, in de rusteloosheid van wat niemand nog slaap
zou noemen, herleid tot enkel afwachting,
verwelkomend wat ons toevalt,
het leven dat zich onthult terwijl het zich terugtrekt.
Als dan later een slagschaduw mij
over het voorhoofd valt, onder de dioxine hemelen
van een tijdperk dat, vooralsnog,
uit de knop van een vergeleken klaproos
door een naderend afscheid, maar neemt
voor mijn korstige, wegijlende lippen
de vorm aan van een kus uit de toekomst
| |
| |
| |
Laat op het jaar
gebeuren: een auto komt naast je rijden
glimlachend loopt een man op je toe
en verzoekt je vrindelijk in te stappen.
Het is een dag in de lente.
Misschien is het Londen, misschien Oostende.
De handel gaat door, iemand wankelt
en ook elders wordt massaal gestorven.
Maar zo zou het ook niet kunnen gebeuren
alleen de onzekerheid of het gebeuren gaat,
een lichte fading een flits
in je zonnebril waarvan je een tel overslaat,
achteroverhellend in het vallen
dat niet aflaat terwijl een man op je toestapt
in een licht hemd, op de markt
en hij vraagt je hoe laat het is.
Het is Oostende, laat op het jaar al
en vrolijk toeterend komt een auto langsgereden
| |
| |
| |
Fabels van het Heilig Hart
[I]
In die dagen werd er gefietst in de bergen. Er werd geklom-
men, gedaald. Er bestond een grote honger naar meer en
zolang ze in kreunende harslucht een blik op de smetteloos-
heid van de bergtop beletten, vertegenwoordigen pijnbomen
ten overvloede die problematiek. Boven de boomgrens, daar
Trekkend over een rotspad trapte Jezus
voortdurend in de zoom van zijn kleed.
Hij had de bevoorradingsposten gemist. Was de enige fietser
te voet. De wind reet zijn gewaden aan flarden. In zijn haar
doolde de bliksem rond. Wij waren allemaal
een andere kant opgereden.
Toen hij de kale, besneeuwde top had bereikt, draaide Jezus
zich verbouwereerd om. Geen hofstede. Geen oord van ge-
voel. Geen krachtige, ascetische vogels. Nooit had iemand
hem meer ontgoocheld dan Rilke.
Op dat moment zag Jezus het witte gebit van zijn Vader
flitsen in de vallei. Bij wijze van boodschap vormden Diens
tanden de woorden YOU SUCK.
Haveloos als de staat van zijn uitverkiezing
trok Jezus in de witte, marmeren glorie
van zijn gestalte twee ribben uiteen en toonde, terwijl het
bloed uit zijn borstkas kolkte als een modderstroom die een
bergdorp verwoest, zijn Heilig Hart aan de tv-kijkende natie.
Wij zagen de grinta van een kind dat zijn leven lang door rio-
Dit was geen Jezus. Dit was niet de Jezus van de Corcovado.
Niet de Sprekende Lieveheer.
Dit was een berg die uit zijn bergzijn barstte
|
|