Ons Erfdeel. Jaargang 44
(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
Een zondagspak?
| |
TaalgedragDe feitelijke toestand van het Nederlands in Vlaanderen bij de aanvang van de 21e eeuw kan in de volgende vier punten samengevat worden. 1. De Vlaamse taalgemeenschap heeft in de loop van de 20e eeuw (met name in de tweede helft daarvan) een succesvol standaardiseringstraject doorlopen: het Nederlands wordt in Vlaanderen als cultuurtaal gebruikt, en meer Vlamingen dan ooit tevoren beheersen die cultuurtaal. 2. Die standaardisering heeft overwegend de vorm aangenomen van een overname van de reeds langer in Nederland bestaande standaardtaal. De stan- | |
[pagina 338]
| |
daardisering van Vlaanderen werd gestuurd door een taalpolitiek beleid waarbij consequent werd uitgegaan van het volgende redeneerschema: Vlaanderen heeft geen Nederlandse standaardtaal, Vlaanderen wil een Nederlandse standaardtaal, er is een Nederlandse standaardtaal in Nederland, en dus adopteert Vlaanderen die bestaande standaardtaal. Het succes van die overname- en toenaderingsstrategie blijkt uit de feiten. Uit een onderzoekGa naar eindnoot(1) dat ik met mijn Leuvense medewerkers verricht heb naar het taalgebruik in Vlaanderen tussen 1950 en 1990, blijkt bijvoorbeeld dat het verzorgde bovengewestelijke woordgebruik in Nederland en dat in Vlaanderen in de onderzochte periode naar elkaar zijn toegegroeid. Zoals men kon verwachten gebeurt dat vooral doordat Vlaanderen opschuift in de richting van Nederland. 3. Het verzorgde Nederlands in Vlaanderen is weliswaar tot stand gekomen door een toenadering tot de Nederlandse standaardtaal, maar is daarmee niet helemaal identiek. De uitspraak is hoorbaar anders (diftongeringen van lange klinkers, of stemloze g's, v's en z's dringen bijvoorbeeld niet door in de Belgisch-Nederlandse articulatiebasis), en ook op andere terreinen bestaan verschillen waarmee de sprekers van verzorgd Nederlands in Vlaanderen normatief geen probleem hebben. Aan woorden of uitdrukkingen als fruitsap, bolwassing, een handje toesteken, met haken en ogen aan elkaar hangen storende sprekers van het verzorgde Belgische Nederlands zich niet. De norm voor het Belgische Nederlands is met andere woorden lichtjes anders dan de Nederlandse, en dat betekent een correctie op het effect van de toenaderingsstrategie. De Belgische variant van het Standaardnederlands en de Nederlandse variant staan overigens dicht bij elkaar. Ze verschillen naar alle waarschijnlijkheid niet meer van elkaar dan, bijvoorbeeld, Zwitsers Frans en Frans Frans, of Oostenrijks Duits en Duits Duits. Het zijn dan ook geen verschillende talen, maar varianten van eenzelfde taal: niet Belgisch en Nederlands, maar een Belgische en een Nederlandse variant van het hetzelfde Nederlands. 4. De afstand tussen de informele spreektaal in Vlaanderen en het verzorgde Belgische Nederlands is groter dan de vergelijkbare verhouding in Nederland. Binnen het Belgische Nederlands kunnen we gemakshalve drie lagen onderscheiden. De hoogste laag is de verzorgde Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal, die niet zo heel erg verschilt van de Nederlandse variant daarvan, en die wel VRT-Nederlands wordt genoemd (vroeger BRT-Nederlands), omdat de taal van de journaals op radio en tv als de norm hiervoor beschouwd wordt. De onderste laag wordt gevormd door de Vlaamse dialecten. Daartussenin bevindt zich echter nog een tussenlaag, die door Geert van Istendael het Verkavelingsvlaams werd gedoopt.Ga naar eindnoot(2) Zelf heb ik wel 's de term soap-Vlaams gebruikt, omdat het de taal is van de Vlaamse soapseries in contrast met de taal van het journaal, en Jan Goossens heeft ironisch over Schoon Vlaams gesproken. Onder taalkundigen hanteert men vaak de | |
[pagina 339]
| |
term tussentaal. Die tussentaal, dat is de ‘oe noemde gij’- taal - datgene wat je hoort bij straatinterviews, of bij Mieke Vogels en Bert Anciaux in hun meest populistische stemming. De drie genoemde lagen bestaan natuurlijk ook in het taalgebruik in Nederland. Het verzorgde journaal-Nederlands is anders dan het taalgebruik in soapseries, en dat verschilt weer van bijvoorbeeld het Gelderse dialect. Uit het reeds vermelde Leuvense onderzoek blijkt echter dat het informele taalgebruik in Vlaanderen een stuk verder afstaat van het meest verzorgde taalgebruik dan in Nederland. Dat is een observatie die vermoedelijk ook op een meer intuïtieve manier kan gebeuren. Vergelijk bijvoorbeeld de journaals in Nederland en België met de Big Brother-versies in beide landen: het verschil in taalgebruik aan Nederlandse kant is significant kleiner dan aan Belgische kant. We kunnen dat grafisch weergeven met de bijgevoegde figuur. De verticale dimensie geeft het continuüm aan dat bestaat tussen de standaardtaal en de dialecten; de informele omgangstaal bevindt zich ergens tussen die twee in. Daarnaast onderscheiden we, horizontaal, het continuum van het Nederlandse Nederlands (links) van het Belgische continuum (rechts). Grotere afstanden in de figuur geven een grotere linguïstische afstand (geringere uniformiteit) aan. Zo liggen de standaardtaalregisters van beide continua vrij dicht bij elkaar. Het informelere soap-Vlaams staat echter verder af van het VRT-Nederlands dan wat geldt voor het informele Nederlands in Nederland ten opzichte van de in Nederland gebruikelijke standaardvariant. | |
[pagina 340]
| |
TaalbeleidIn de manier waarop taalbeleidsmakers en taaladviseurs nadenken over de taalsituatie in Vlaanderen is een accentverschuiving aan het optreden. In overeenstemming met de taalgedragsfeiten beheerst het klassieke overname-model het debat niet langer op een vanzelfsprekende manier. Daar zitten twee facetten aan vast. In de eerste plaats wordt de taalsituatie in Vlaanderen niet langer vrijwel exclusief als afgeleide van de Nederlandse taalsituatie gezien. Er is oog voor het feit dat het taalovernameproces binnen Vlaanderen een eigen cultuurtaal heeft doen ontstaan, een eigen Vlaamse variant van de standaardtaal. De erkenning van de eigen kenmerken van het verzorgde Nederlands in Vlaanderen gaat gepaard met een wijziging in de visie die men heeft op de uniformiteit van de standaardtaal. Waar tot nu toe de veelal impliciete veronderstelling leek te zijn dat standaardtalen per definitie een en ondeelbaar zijn, kan nu verwezen worden naar het model van de ‘nationale variëteiten’ van de standaardtaal: talen kunnen in verschillende nationale staten als standaardtaal gebruikt worden, en daarbij tot op zekere hoogte van elkaar verschillen.Ga naar eindnoot(3) Het Engelse model speelt hier zeker een rol, niet alleen doordat Brits Engels en Amerikaans Engels als evenwaardige varianten naast elkaar staan, maar ook doordat in het algemeen ‘World Englishes’ een begrip zijn geworden. Daarnaast blijkt het model van de ‘national varieties’ ook in andere taalgebieden een rol te spelen: waarom zou men de relatie tussen het verzorgde, standaardtalige Nederlands in België en in Nederland niet op dezelfde manier kunnen zien als de verhouding tussen Oostenrijks Duits en Duits Duits? Als Oostenrijk ongecompliceerd Schlagobers prefereert boven Sahne, waarom zou de Vlaamse croque-monsieur dan normatief minder aanvaardbaar zijn dan de Nederlandse tosti? Het sprekendste voorbeeld van die kentering komt van de VRT zelf. In het ‘Taalcharter’ waarmee de VRT in 1998 haar taalbeleid specificeerdeGa naar eindnoot(4), wordt het bestaan van een eigen Belgische variant van de standaardtaal als onproblematisch erkend. Ook de werkwijze die de nieuwste editie van de Grote Van Dale gebruikt heeft om Belgisch-Nederlandse woorden te labelen, berust op een vergelijkbare inschatting van de situatie.Ga naar eindnoot(5) Daarmee is niet gezegd dat alle mensen met taalpolitieke standpunten nu op één lijn staan, maar diegenen die onverminderd vasthouden aan het traditionele standpunt, lijken langzamerhand in een achterhoedegevecht verwikkeld te zijn. De tweede kentering die optreedt, betreft de aandacht die gaat naar de interne stratificatie van het Belgische Nederlands, en m.n. naar de specifieke aard en plaats van de tussentaal. Op dit punt is de tolerantie ten opzichte van het Belgische Nederlands aanmerkelijk minder groot. Het Taalcharter van de VRT spreekt zich uitgesproken negatief uit over de tussentaal, en ook de bijdragen | |
[pagina 341]
| |
Uit: ‘Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal’, 13e ed., p. 665.
van een aantal taalkundigenGa naar eindnoot(6) gaan in dezelfde richting. Doorslaggevend is daarbij telkens de overweging dat de unieke positie van de Vlaamse tussentaal (de grotere afstand waarvan hierboven sprake was) wijst op het onvoltooide karakter van het Vlaamse standaardiseringsproces. Ludo Permentier, de taalredacteur van De Standaard, heeft een en ander helder als volgt samengevatGa naar eindnoot(7): ‘Op school leren Vlaamse kinderen Nederlands, de omroep spreekt Nederlands, de pers schrijft Nederlands... Alleen is Vlaanderen wat spreektaal betreft in een overgangsfase blijven steken. Geen Vlaming denkt eraan Wilde nog e pintje? op papier te zetten. Toch hoor je het ook in beschaafde milieus... Je mag best aan een spreker horen dat hij van Antwerpen of Gent komt en niet van Den Haag, maar conversaties die we niet op papier zouden durven te zetten, moeten we ook niet houden voor de camera of de microfoon.’ | |
TaalattitudesDe verdere evolutie van het Nederlands in Vlaanderen zal zeker beïnvloed worden door het gevoerde taalbeleid, maar we moeten de potentiële invloed | |
[pagina 342]
| |
van dat beleid ook niet overschatten. De huidige situatie noopt wat dat betreft tot enig realisme. De 20e-eeuwse standaardisering van Vlaanderen heeft weliswaar grotendeels de richting gevolgd die door de verschillende taalbeleidsinstanties vrijwel unaniem werd aangegeven, maar de specifieke, sterke positie van de Vlaamse tussentaal was volstrekt niet geïntendeerd: vanuit het standpunt van het traditionele taalbeleid is die tussentaal zonder meer een indicatie van een onvolkomen standaardisering. Ook de toekomstige ontwikkelingen zullen dus vermoedelijk niet uitsluitend gedetermineerd worden door de beleidsopvattingen. Minstens even belangrijk is de waardering die de taalgebruikers zelf aan de bestaande situatie hechten. Hoe dat precies zit, weten we eigenlijk niet, maar we kunnen alvast drie basisscenario's onderscheiden. Om te beginnen ligt het in de lijn van de historische verwachtingen dat de tussentaal alleen maar een tussenstadium vormt. De standaardisering van Vlaanderen is misschien al wel voltooid op het hoogste niveau van het taalcontinuüm, maar een informele spreektaal die dicht bij dat hoogste register staat, moet nog tot ontwikkeling komen. Met de verdere verspreiding van het gebruik van de standaardtaal zou de tussentaal dan geleidelijk opschuiven in de richting van het ‘VRT-Nederlands’ - wellicht tot het dezelfde positie inneemt ten opzichte van de standaardtaal als de informele spreektaal in Nederland. Dit kan echter alleen gebeuren wanneer de Vlaamse taalgebruikers hun huidige tussentaal zelf als een onvolwaardige taal beschouwen, en dat lijkt in tegenspraak met de snelle verspreiding die de tussentaal lijkt te kennen. Het omgekeerde scenario doet zich voor wanneer het verzorgde Belgische Nederlands kwalitatief en kwantitatief terrein zou verliezen ten opzichte van de tussentaal. Iets vergelijkbaars is misschien op dit moment in Nederland aan de gang. De opgang van het ‘Poldernederlands’ behelst een informalisering van het standaardtaalgebruik: vormen van taalgebruik die oorspronkelijk slechts in informelere omstandigheden aan bod kwamen, dringen door tot gebruikssituaties die om verzorgd taalgebruik vragen. Als zo'n ontwikkeling in Vlaanderen op gang komt, zullen tussentalig en verzorgd Belgisch Nederlands dichter bij elkaar komen, maar dan wel doordat het meest verzorgde Belgische Nederlands geïnformaliseerd wordt in de richting van de tussentaal. In het schema komen VRT-Nederlands en Vlaamse tussentaal dan dichter bij elkaar, maar niet (zoals in het eerste scenario) doordat de Vlaamse tussentaal stijgt, maar integendeel doordat het VRT-Nederlands daalt. Daarmee zal dan onvermijdelijk ook een grotere afstand groeien tussen het algemene Belgische Nederlands en het algemene Nederlandse Nederlands. De relatief grote afstand tussen tussentalig en verzorgd Belgisch Neder- | |
[pagina 343]
| |
lands zou ten slotte ook stabiel kunnen zijn. In het schema verandert er dan niets. Wat als die afstand tussen omgangstalig en verzorgd Nederlands in Vlaanderen zo groot is omdat de sprekers van het Standaardnederlands willen dat die afstand er is - omdat ze zo'n afstand op prijs stellen? Sociaal-psychologisch betekent die houding een vorm van niet-identificatie: de rol die men als standaardtaalspreker vervult, is dan niet een rol waarmee men zich makkelijk identificeert, het is niet een rol waarin men zichzelf kan zijn. Zichzelf is men daarentegen wel op een flinke afstand van die officiële taal en die officiële rol. Daarmee wordt die officiële norm overigens niet afgewezen. Integendeel, men accepteert het bestaan van een formele norm, en ziet die ook het liefst bewaakt worden door een klasse van professionele normkenners (neerlandici op het laagste echelon, daarboven de redactie van de Grote Van Dale en andere woordenboekmakers, de redacteuren van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, de Taalunie). Maar zelf houdt men zich in het eigen gedrag gemakshalve op een soepele afstand van die norm, behalve dan wellicht in de meest formele omstandigheden. Deze normopvatting kan men een ‘zondagse-pakmentaliteit’ noemen: zoals een zondags pak is de hoogste taalnorm iets waarvan de noodzaak buiten kijf staat, maar je er echt goed in voelen doe je niet. Als de Vlaamse taalgemeenschap haar eigen taal attitudineel inderdaad met zo'n zondagse-pakmentaliteit benadert, zal de afstand tussen soap-Vlaams en VRT-Nederlands niet makkelijk afnemen. |
|