het jaar 1932-1933 was hij rector magnificus. Als hoogleraar vervulde hij tal van bestuursfuncties, waarbij hij zich in deze tijd van sterke verzuiling opwierp tot een voorman van het katholieke onderwijs en de katholieke pers.
Wat betreft zijn wetenschappelijke werk zijn vooral Brandsma's activititeiten op het gebied van de spiritualiteitsgeschiedenis vermeldenswaard. Hij hield zich intensief bezig met Nederlandse religieuze erflaters als Hadewych, Lidwina van Schiedam, Jan Brugman en Geert Grote. Hij stichtte het Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandse Mystiek en was mede-oprichter van het tijdschrift Ons Geestelijk Erf. Brandsma liet in Nijmegen een fotocollectie aanleggen van middelnederlandse religieuze handschriften: hij wist kopieën van honderden handschriften uit heel Europa te verzamelen, een kostbare verzameling voor de spiritualiteitsstudie, te meer daar een aantal handschriften in de oorlog verloren is gegaan. Essentieel is dat Brandsma de resultaten van zijn onderzoek niet reserveerde voor een klein academisch publiek, integendeel: het was zijn ideaal dat de hele katholieke gemeenschap ervan kennis nam. Hij streefde naar wat men wel heeft genoemd een ‘democratisering van de mystiek’, een toegankelijk maken van de spiritualiteit voor een breder publiek. In zijn vaste column in een Nijmeegse krant schreef hij wekelijks over een wetenschappelijk onderwerp en ook in de Katholieke Encyclopedie - dat gigantische instrument van katholieke volksopvoeding waarvan hij de initiatiefnemer was - schreef hij zelf een groot aantal artikelen. Het is tekenend dat dat waarschijnlijk de teksten van Brandsma zijn die nu nog het meest worden gelezen.
De organisatorische en wetenschappelijke prestaties van Brandsma waren opmerkelijk (hij werkte dag en nacht door, onder het motto ‘uitrusten kunnen we in de hemel’), maar zijn grootste bekendheid dankt hij toch aan zijn optreden in de beginjaren van de oorlog. Als voorzitter van de bond van besturen van R.K.-scholen protesteerde hij tegen de maatregel die orde-geestelijken uit het katholiek onderwijs terugdrong. Eveneens kwam hij op voor de joodse kinderen op katholieke scholen en zorgde ervoor - tijdelijk - dat ze niet van de scholen hoefden te worden weggestuurd. Als geestelijk adviseur van de R.K. Journalistenvereniging kwam hij in het geweer tegen NSB-artikelen en -advertenties in de katholieke bladen. Hij maakte persoonlijk een ronde langs directies en hoofdredacties, om ervoor te zorgen dat de gehele katholieke pers één lijn tegen de nazi-propaganda zou trekken. Dit leidde tot zijn arrestatie, in januari 1942. Na een verblijf in de gevangenis van Scheveningen werd hij overgebracht naar Amersfoort, Kleef en tenslotte Dachau, het kamp voor o.a. geestelijken. Daar overleed Brandsma op 26 juli 1942 door toediening van een dodelijke injectie.
Constant Dölle, De weg van Titus Brandsma. Biografie van een martelaar brengt het inspirerende van het leven van Brandsma opnieuw voor het voetlicht. Het bijzondere van het boek is dat het door de bejaarde en blinde auteur - een medebroeder van Titus die hem goed heeft gekend - is gedicteerd. Dölle geeft een boeiende en persoonlijke kijk op de betekenis van het leven van Titus, waarbij hij kan putten uit herinneringen en ooggetuigeverslagen: de evocatie is soms wel wat fragmentarisch en de annotatie blijft beperkt. De vermelding van biografie in de ondertitel is enigszins misleidend, omdat Dölle niet een historische reconstructie van het leven beoogt te geven (dit is al voortreffelijk gedaan door H.W.F. Aukes, wiens biografie voor het laatst verscheen in het jaar van de zaligverklaring (1985) en nog altijd de beste kennismaking met Brandsma biedt). Het voorliggende boek is eerder bedoeld als een spirituele biografie. Het reikt de lezer een soort meditaties aan naar aanleiding van het leven van Titus, waarbij vooral wordt ingegaan op twee aspecten ervan: het martelaarschap en het mystieke geloofsleven. De bijzondere manier waarop Titus zijn lijden heeft ondergaan, wordt van nabij zichtbaar gemaakt en zijn geloofsleven wordt als het ware van binnenuit belicht. Het is daarmee een boek voor wie reeds vertrouwd is met de figuur van Brandsma. Het geeft een portret van de zalige als een identificatiefiguur en richt zich daarbij in eerste instantie op de kerkelijke en karmelitaanse binnenkring.
Charles van Leeuwen
constant dölle, De weg van Titus Brandsma (1881-1942). Biografie van een martelaar, Uitgeverij Ten Have, Baarn/ Carmelitana, Gent, 2000, 160 p.