Ons Erfdeel. Jaargang 44
(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdEen transnationale Universiteit in LimburgBinnen de Limburgse universitaire wereld gaat, met ingang van het academiejaar 2001-2002 een uniek en vernieuwend project van start: de transnationale Universiteit Limburg (tUL, Hasselt-Maastricht). Tegen de achtergrond van een stijgende vraag naar hoger onderwijs in en buiten de regio, van de Bologna-en Sorbonne-verklaringen waarbij de Europese lidstaten zich verbonden hebben om stapsgewijs tot een Europese onderwijsruimte te komen in een eengemaakte arbeidsmarkt, vormt de transnationale Universiteit Limburg een waardevolle proeftuin. Om de actuele invulling ervan beter te kunnen situeren, volgt eerst een korte historische schets. Ook al dateert de idee van een Limburgse universiteit al van 1967 - van vóór de oprichting van beide universiteiten - toch vonden de eerste verkennende gesprekken pas in 1988 plaats. Vervolgens ging in 1992 de gemeenschappelijke studierichting ‘kennistechnologie’ van start. Achteraf bleek dit in vele opzichten een rijke en succesvolle ervaring met het oog op het opstellen van transnationale studieprogramma's. Maar het voorstel tot de oprichting van een transnationale universiteit formuleerden LUC (Limburgs Universitair Centrum) en UM (Universiteit Maastricht) pas echt in 1993. Vanaf dat ogenblik kende het verhaal een eerder hobbelige voortgang: Vlaams-Nederlandse commissies kregen de opdracht om de plannen door te lichten en adviezen te formuleren, onderlinge universitaire concurrentie zorgde voor enige terughoudendheid t.o.v. het nieuwe onderwijsaanbod, de relatie tussen overheid en universiteiten kende in beide landen een verschillend verloop, de soms nogal aarzelende opstelling van de Vlaamse overheid lokte vertwijfeling uit aan Nederlandse zijde... Gelukkig deed het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse. regering in 1999 het tij keren en kwamen de plannen in een stroomversnelling terecht. Het ondertussen ontstane scepticisme over de samenwerking nam snel af en sloeg om in een enthousiaste, constructieve sfeer. Uiteindelijk kwam in 2000 het concept van de tUL uit de bus: een universiteit opererend vanuit twee campussen (Hasselt en Maastricht) en werkend via drie rechtspersonen, de twee bestaande nationale (LUC en UM) en een derde transnationale (tUL), waarin de gemeenschappelijk uitgewerkte opleidingen ondergebracht worden. Door het sterk verschillende statuut van professoren in Vlaanderen en Nederland opteert men voor arbeidsvoorwaarden binnen nationale rechtspersonen. Onder de noemer tUL kunnen nieuwe activiteiten opgang gebracht, studenten ingeschreven en nieuwe diploma's afgeleverd worden met de in Vlaanderen en Nederland vigerende titulatuur. Trouw aan het onderwijsvernieuwende profiel van LUC en UM kiest men resoluut voor complementariteit en vernieuwing. Zo zei H. Martens, de rector van LUC in zijn openingstoespraak van het academiejaar 2000-2001: ‘Wij wensen nieuwe impulsen te geven aan toekomstgerichte domeinen met een groot potentieel maatschappelijk belang voor Vlaanderen en Nederland. Het gaat om domeinen waar de wetenschappelijke ontwikkelingen snel gaan, waar tekorten op de arbeidersmarkt dreigen en waar innovatieve combinaties en nieuwe benaderingen een uitgelezen kans inhouden om het tot nu toe te weinig aangeboorde talent in onze samenlevingen aan te trekken. ICT, Informatica, Wiskunde en Levenswetenschappen beantwoorden aan deze criteria.’Ga naar eindnoot(1) En K. Dittich, voorzitter van het College van Bestuur van de UM, zei in zijn oratie van september 2000: ‘Ik ben ervan overtuigd dat een bundeling van onze wetenschappelijke belangen met die van de regionale politiek en het innovatief bedrijfsleven tot een nieuwe loot aan de stam van de regionale economie zal leiden.’Ga naar eindnoot(2) De concrete gezamenlijke onderwijs- en onderzoeksactiviteiten zullen naar Angelsaksisch model ondergebracht worden in ‘Schools’, met een eigen bestuur. Zowel een Vlaamse als een Nederlandse staf maakt deel uit van dat bestuur. Dit is verantwoordelijk voor de praktische organisatie van onderwijs en onderzoek in een bepaalde (groep van) discipline(s). De ‘Scholen’, die elk een ei- | |
[pagina 306]
| |
gen profiel behouden dat nauw aansluit bij de onderwijskundige en maatschappelijke behoeftes, zullen op beide campussen activiteiten organiseren. Toch zal hun zwaartepunt altijd op één van beide locaties liggen. Iedere ‘School’ moet naast een solide onderwijscomponent ook een bedrijvencentrum herbergen en knooppunten van expertise groeperen. Voor de School ‘ICT - Wisleunde - Informatica - Kennistechnologie’ bouwt de tUL verder op de gemeenschappelijke opleiding ‘Kennistechnologie’. Onze hedendaagse kennismaatschappij wordt steeds complexer waardoor er enerzijds behoefte is aan een sterk ontwikkeld, abstraherend en probleemoplossend denken, maar anderzijds ook aan een betere en efficiëntere communicatie. In de vorming dient men dus rekening te houden met elementen zoals teamwork en multidisciplinariteit. Verder is het ook de bedoeling om de drie ‘Schools’ zodanig met elkaar te verbinden dat er een rijk spectrum van afstudeerrichtingen ontstaat. Zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn er grote tekorten aan universitair geschoolde informatici of mensen die andere deskundigheden combineren met een degelijke informatica-achtergrond (bv. bio-informatici). De School voor Levenswetenschappen bestrijkt vele vakgebieden die alle in de 21ste eeuw voor de nodige wetenschappelijke, sociale, culturele en economische veranderingen zullen zorgen. De nieuwe ontwikkelingen op het vlak van gezondheidswetenschappen en geneeskunde vragen om ondersteuning van diverse natuurwetenschappelijke randgebieden, in het bijzonder de moleculaire levenswetenschappen. Ook binnen het onderzoek wil men zich toespitsen op het grensgebied tussen de moleculaire wetenschappen en de menselijke gezondheid. De derde ‘School’, de School voor Onderwijswetenschappen, zal het leerproces en de uitbouw van krachtige leeromgevingen centraal stellen. Na een brede gemeenschappelijke basis zal men voor twee actuele afstudeerrichtingen kunnen kiezen, gebaseerd op het levenslang leren en het leren in elektronische leeromgevingen. Maastricht.
De tUL verwacht dat onderwijswetenschappers daar tewerkgesteld worden waar men kinderen of volwassenen opleidt of waar men probeert de prestaties of inzetbaarheid van mensen te verbeteren. Dit kan variëren van echte onderwijs- en opleidingsinstellingen tot consultancy firma's en het bedrijfsleven. Multidisciplinariteit en flexibiliteit zijn wezenskenmerken van de ‘Schools’. Ook streeft men ernaar om de nieuwe opleidingen op te bouwen volgens het bachelor-master concept zoals vooropgesteld in de Bologna-verklaring, d.w.z. een driejarige basisopleiding (bachelor) gevolgd door een een- of tweejarige voortgezette opleiding (master). De tUL wil duidelijk meevaren op de stroom van het toekomstige Europese onderwijsgebeuren. Hierbij streeft men naar een grotere uniformiteit en naar een betere afstemming en vergelijking van systemen voor hoger-onderwijs. In combinatie met een grotere transparantie van curricula en eenvormigheid van diploma's zal een goed systeem met studiepunten de mobiliteit van de studenten wellicht nog meer stimuleren. Maar de sterke troeven uit het verleden van LUC en UM (bv. de geïntegreerde blokperiodes en het probleemgestuurde onderwijs) worden ook in het gemeenschappelijke uitvoeringsplan meegenomen. Onderwijs en onderzoek hebben de toekomst. Tot slot wil ik dan ook even deze toekomst van de tUL aftasten vanuit mijn Vlaams-Nederlandse betrokkenheid. Als dochter van ouders uit beide Limburgen had ik destijds bij de | |
[pagina 307]
| |
aanvang van mijn universitaire studie zo graag de waarden van beide onderwijssystemen verenigd gezien. Nu ben ik blij dat de tUL als eerste deze symbiose vorm kan geven en via actuele curricula en onderwijsvormen groei-impulsen aan de regio kan geven. De realisatie van deze plannen moet natuurlijk kunnen rekenen op gedegen Vlaamse en Nederlandse overheidssteun - zowel financieel als beleidsmatig - en op voldoende inzet van regionale middelen. Als moeder van één van de eerste afgestudeerden van de richting ‘kennistechnologie’ hoop ik dat de rijkdom van een transnationaal diploma in beide landen ingeschat en maatschappelijk gedragen zal worden. Ook vertrouw ik erop dat professoren van LUC en UM hun deskundigheid bundelen met het oog op gemeenschappelijke doelen en dat verschillen in studenten- en studiecultuur, in taalgebruik enz. tot wederzijdse verrijking mogen leiden. Als lector van de Hogeschool Limburg - departement lerarenopleiding - kijk ik reikhalzend uit naar nieuwe impulsen van de School voor Onderwijswetenschappen en hoop ik op een constructieve samenwerking tussen hogescholen en universiteiten. Als lid van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland raakte ik steeds meer overtuigd van de nieuwe perspectieven voor een Europese onderwijsruimte, geboden door het leren kennen en aanpassen van elkaars overkoepelende structuur en regelgeving, en het gezamenlijk bevorderen van nieuwe onderwijs ontwikkelingen. De keuze en opzet van de ‘Scholen’, de bachelor-master structuur, de aandacht voor grensoverschrijdende doctoraten illustreren het vernieuwende karakter van de tUL binnen het universitaire landschap. Misschien dat de keuze voor de bachelor-master structuur aan de tUL de besprekingen hierover in Vlaanderen in een stroomversnelling kan brengen. Een antwoord bieden op deze diepgaande en onomkeerbare vernieuwingen in het universitair en hoger onderwijs is broodnodig.
Riet Jeurissen |
|