dirigent van het London Philharmonic Orchestra. Ook vervulden ze directies in de Verenigde Staten: Van Beinum bij de Los Angeles Philharmonic, Haitink bij het Boston Symphony Orchestra. Beiden waren in het buitenland in hun element, los van de schaduwen van voorgangers, minder belast met de erfenissen in Amsterdam. Beiden vonden in hun slopend bestaan rustpunten op het platteland: Van Beinum in zijn geliefde garderen op de Veluwe, Haitink in zijn huis in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Van Beinum ontworstelde zich aan de druk van de Mahler-interpretaties van Mengelberg door te excelleren in Bruckner, Brahms en Debussy; ook deed hij heel veel voor de Nederlandse muziek. Haitink nam juist de Mahleriaanse draad weer op, omdat de tijdsafstand dat inmiddels toeliet. Beiden bouwden indrukwekkende discografieën op, ze waren allebei anti-autoritair en kregen beiden een ere-doctoraat van de Universiteit van Amsterdam.
Bart van Beinum schreef meer een familiekroniek dan een biografie-met-bronnenonderzoek. Hij spaart overigens zijn vader niet altijd, ondanks de enorme bewondering die hij voor hem heeft. Van Beinum, schrijft hij, heeft zich eenmaal gecompromitteerd met een gastdirectie in Dresden, in 1941. Maar volgende invitaties sloeg hij categorisch af. Hij werd weliswaar, met het hele orkest, lid van de Kultuurkamer, waar hij volgens de schrijver goed aan had gedaan. Deze stap werd hem na de bevrijding niet kwalijk genomen, vooral niet omdat hij een concert voor Frontzorg, waarvan de opbrengst bestemd was voor vrijwilligers aan het Oostfront, weigerde te dirigeren. Hij kon dus absoluut niet van Duitse sympathieën worden beticht. Zoals bekend kreeg Mengelberg na de oorlog voor zes jaar een verbod om in Nederland te dirigeren.
Voor Van Beinum brak na 1945 de belangrijkste periode van zijn leven aan, los van zijn verdersluipende ziekte en de eerder vermelde incidenten. Hij leidde, met Rafael Kubelik als vaste gastdirigent, in 1954 de eerste tournee van het Concertgebouworkest door de Verenigde Staten, met groot succes. Maar zoon Bart verheelt niet dat de ovaties die Kubelik in New York kreeg het succes van zijn vader nog overstegen.
Het boek is zeer leesbaar en voorziet in een lacune want totnogtoe is de betekenis van Van
Eduard van Beinum (1900-1959) - Foto Maria Austria.
Beinum absoluut onderbelicht geweest. Kostelijk zijn anekdotes als het bezoek dat de geregeld bij het orkest als gastdirigent optredende Otto Klemperer aan de familie Van Beinum bracht. Klemperer, kort na de oorlog gedeeltelijk verlamd als gevolg van een val, had moeizaam de trappen van het Amsterdamse woonhuis bestegen. ‘Hij gaf mijn moeder een ferme handdruk en offreerde haar een minder ferme doos bonbons. Collega Van Beinum duwde hij een twee meter lange jas in handen. Nadat hij was gaan zitten en Moeder gastvrij de doos bonbons op tafel had gezet, at de maestro deze achter mekaar op. Bij het tweede kopje thee sloeg Klemperer zijn stuurloze benen over elkaar, de tafel met theepot en kopjes omgooiend. “Macht nichts”, riep Vader. Toen Klemperer weer afdaalde, struikelde hij en kon zich net op tijd aan de leuning vasthouden. “Scheisse” was het laatste wat we van hem hoorden’.
Nogmaals, het is geen eminente biografie - daarvoor is de onmiskenbare bewondering van een zoon voor zijn vader te groot en zijn literaire vermogen te gering - maar ze is boeiend. Het wachten is op de verschijning, misschien september 2001, van de dissertatie over Van Beinum door de voormalig adjunct-directeur artistieke zaken van het Koninklijk Concertgebouworkest, drs. Truus de Leur. In de Philips-serie Dutch Masters verschenen intussen vele heruitgaven op Compact Disc, waaronder