Vijftig jaar na Vijftig
De experimentele poëzie wordt doorgaans geassocieerd met gedichten die niet rijmen, turbulente optredens van baardige dichters, een bloemlezing als Atonaal en tijdschriften met rare namen als Blurb en Braak. Het waren niet de enige bladen, of liever blaadjes, die na de bevrijding korte tijd circuleerden. Hans Renders, die een lange inleiding schreef bij de reprint van Braak, heeft er een flink aantal opgespoord. Café Eijlders, vlakbij het Amsterdamse Leidseplein, fungeerde als een soort broedplaats voor deze periodiekjes. Dit valt ook af te lezen aan de 67 namen tellende abonneelijst van Braak, waarop een aantal acteurs prijkt: op ongeveer vijftig meter van Eijlders ligt de stadsschouwburg.
De inleiding van Renders bevat veel materiaal over de situatie waarin de experimentele poëzie ontstond: het maatschappelijke klimaat, het leven van de dichters en hun contacten met bevriende beeldende kunstenaars. Veel daarvan was al bekend, maar er is ook nieuws. Zo heeft Renders gereconstrueerd hoe de uitgave van Luceberts Apocrief / De analphabetische naam, bedoeld als debuut, maar niet als eerste bundel verschenen, tot stand is gekomen.
Ook over Braak, opgericht door Remco Campert en H.R. (inmiddels Rudy) Kousbroek, heeft Renders veel wetenswaardigheden opgediept, onder andere door gesprekken te voeren met de betrokkenen. De oprichters kenden elkaar van het ‘Amsterdams Lyceum’, waar zij redacteur waren van de schoolkrant. Veel medewerkers en lezers bezochten dezelfde onderwijsinstelling.
De eerste twee bijdragen aan het openingsnummer verklaren de naam van het tijdschrift. Een anoniem gedicht van Remco Campert, zonder leestekens en hoofdletters, maar met rijm, eindigt met het woord ‘braken’. Daarop volgt een korte positiebepaling van de tweede redacteur. In de eerste alinea schrijft hij: ‘De titel van dit blad dient geen affiniteit met Menno ter Braak te suggereren. Integendeel zijn als tegenstelling met zijn geest, die nog zozeer het teken is waarin veel huidige letterkunde staat, een aantal middeleeuwse gedichten opgenomen’ (p. 102). (De onbeholpen stijl is kenmerkend voor het proza van Kousbroek in deze tijd.) Maar Braak heeft ook connotaties als ‘doorbraak’ en ‘braakliggend’ land.
Net als Campert publiceert Kousbroek interpunctieloze en hoofdletterloze gedichten, die echter wel rijmen, ook nadat de redactie in de tweede aflevering heeft geconstateerd: ‘Men is overal druk in de weer radicaal te breken met de traditionele versvorm’ (p. 136). Campert schaft in het tweede nummer onder eigen naam het eindrijm af, maar handhaaft het in de gedichten die hij bijdraagt onder het pseudoniem Vincent Mureno. De vijf jaar tevoren beëindigde oorlog is demonstratief aanwezig in deze poëzie: