Rob Schouten (o1954) - Foto Bert Nienhuis.
in een centraal thema van de bundel. Elk persoonlijk streven naar kennis en zelfontstijging is tot mislukken gedoemd. Zodat uiteindelijk alleen nog de ontgoocheling en de desillusie resten: alles gaat onverbiddelijk het putje in. Zoals het enigmatische niet kan worden omschreven en de beperkingen van het ik niet kunnen worden ontkend, zo kan het innerlijk nooit in clichés worden vastgelegd. De mens is eigenlijk een onmogelijkheid. Schouten verafschuwt het voorgeprogrammeerde ik: het ik dat door religieuze en sociale opvattingen, door kerk en school, tijdens de jeugdjaren is gevormd en waar ook later niet aan te ontkomen valt. In de cyclus ‘School met de bijbel’, waar ook het gedicht ‘Bere[n]shit’ deel van uitmaakt, wordt het godsgeloof - met een functioneel enjambement - sarcastisch in beeld gebracht: ‘[...] God is er ook/voor u! Maar 't gouden beeld hoeft niet bekeerd./En de zee ziet: het is goed.’. Niet God zegt dat het goed is, wel de zee. De natuur onttrekt zich aan clichés en gaat haar gang. Het mysterieuze van de natuur contrasteert met de nietigheid van het menselijk wezen.
Infauste dienstprognose omvat een reeks liefdesgedichten, zoals in de afdeling ‘Vrouwendienst’, waarin ook de liefde als een illusie wordt afgeschilderd. In ‘Vers’:
Vreemde niet ondertitelde lichamen,
trage gevolgtrekkingen: wie bij wie?
plus troostende geschiedvervalsing:
dat het gewoon niet ging [...].
Zelfkennis en liefde, het mysterie en het innerlijke: ze zijn fundamenteel onkenbaar, of beter: de zoektocht is tot mislukken gedoemd. Schoutens jongste poëzie is die van de ontluistering genoemd.
Dit thema van de ongrijpbaarheid wordt door Rob Schouten op verschillende manieren in beeld gebracht: grillig en vormvast, detonerend en harmonieus. Schouten hanteert een breed gamma van stijlregisters: scabreuze taal wordt afgewisseld met anekdotiek, ernst met humor, het egocentrische (concrete) met het universele (abstracte). Een procédé in enkele gedichten is de geleidelijke verschuiving van particulier naar kosmisch: de dichter gebruikt een anekdotische aanleiding die een universele lading krijgt, zodat de toon van het gedicht van parlando naar beschouwend (of abstract) verschuift. Grappig is het gedicht ‘Il suis un autre’, waarin de dichtende en wereldvreemde ik op de tram de naam Rimbaud verwart met Rambo. Het abstracte niveau is de plek waar gemijmerd wordt over de plaats van de mens in het bestaan. Het gedicht ‘Mysticus loquax’ is een van de voorbeelden:
Ik prepostmodernist, schraal was de moederborst
maar ik was onder u en hebt u mij gezien?
Ik deed maar wat en zie: voortreffelijk gestroomd,
precies de gaten in van het luchtledige
tot het ook daar begon te kerken en het werd tijd
mijn priesterschap eraan te geven en te roken zoals
mijn schoorsteen, van het zozeer veelvuldige
waarin ik mij bijtijds wist: mysticus loquax.
Aanschouw dan ook het werkelijk verbluffende
Gebrek aan idealen, troost, inzicht en liefde. [...]
Opmerkelijk in deze bundel is verder het aantal poëticale gedichten, waarin Schoutens afkeer van louter metafysische én boodschapperige gedichten wordt benadrukt. Revelerend vanuit die optiek is het gedicht ‘Huisstijl’, waarin de geleidelijke schepping van een eigen stijl als een houvast in de chaos kan worden gelezen. Schouten voelt zich als dichter een outcast (in hetzelfde gedicht: ‘meestal ben ik