Jaap van Zweden (o1960).
Nederland zo vruchtbare ensemblecultuur met respectievelijk hun ‘eigen’ Schonberg Ensemble en Nieuw Ensemble. Ook Lucas Vis, die zijn loopbaan begon als protégé van Bruno Maderna, en Jac van Steen richtten zich aanvankelijk vooral op de moderne muziek.
In het licht van wat in de eerste alinea werd betoogd, mag het dan ook als merkwaardig voorkomen, dat terwijl het Koninklijk Concertgebouworkest een weliswaar Italiaanse dirigent kiest, maar vooral omdat deze zoveel affiniteit heeft met de muziek van de 20e eeuw, de andere orkesten juist dirigenten uitzochten die dat in specialistische zin vooral niet hebben. In de strijd om de gunst van het publiek te winnen speelt de hedendaagse muziek kennelijk een ondergeschikte rol...
De orkesten van Groningen, Overijssel, Gelderland, Brabant en Limburg willen immers in de eerste plaats net zo goed Beethoven, Brahms en vooral Mahler en Sjostakovitsj kunnen spelen als de orkesten van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het Radio Filharmonisch Orkest lijkt daarin het Koninklijk Concertgebouworkest zelfs naar de kroon te willen steken en zo zijn eigenlijke omroeptaken te verzaken.
De provinciale orkesten waren in de loop van een halve eeuw bovendien enorm in kwaliteit vooruit gegaan. Verschillende van deze orkesten hadden gaandeweg ook meer te besteden, althans verkozen van hun budget een groter deel aan de inkoop van internationaal aanvaarde artistieke kwaliteit te besteden. Rond 1990 leek het erop dat zowel de randstedelijke orkesten van Amsterdam (met uitzondering van het Koninklijk Concertgebouworkest), Rotterdam, Den Haag en de radio, als de menig provinciaal orkest in dezelfde artiestenvijver zaten te vissen.