| |
| |
| |
‘Er was eens een zee’
Een beknopte Hofman, schrijver, illustrator
Ed Leeflang
werd geboren in 1929 te Amsterdam. Studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en was leraar. Publiceerde een zevental dichtbundels en in 1999 verscheen ‘Sleutelbos’, een keuze uit zijn gedichten. In 1980 ontvinghij de Jan Campertprzjs voor de bundel ‘De hazen en andere gedichten’. In 1991 kreeg hij de A. Roland Holstprzjs voor zijn oeuvre tot dan toe.
Adres: Biesboschstraat 52II, NL- 1078 MX Amsterdam
Als kind woont Wim Hofman in Vlissingen. Het zal grote gevolgen hebben voor wat hij later gaat schrijven en tekenen. De stad is in de oorlog zwaar gehavend. Puin, ingestorte huizen, verzakte bunkers en volgelopen kelders vormen het decor van een van zijn bekendste boeken, Het vlot (1988). Ook Wim (1976) en Het tweede boek over Wim (1978) spelen in Vlissingen. In 1953 maakt Hofman er de watersnood mee. In het rampgebied komen 1835 mensen om. De Westerschelde-dijk bij Vlissingen bezwijkt niet, wel loopt het water de stad in. Er verdrinken drie mensen.
Er is geen Nederlandse kinderboekenschrijver/illustrator die de wereld waarin hij opgroeide zo beeldend en tot in finesses heeft opgeroepen. In de kapot geschoten buurten leiden kinderen hun avontuurlijke levens. Het is er spannender en ook gevaarlijker dan op school. Vooral de zee wordt een onuitputtelijke bron van motieven. In 1991 krijgt Hofman de Theo Thijssenprijs,
| |
| |
zeg maar de P.C. Hooftprijs van de kinderliteratuur. Bij die gelegenheid verschijnt De kleine Hofman, een rijke encyclopedie over zijn onderwerpen, in woord en beeld. We vinden er de steeds terugkerende, zo kenmerkende
Hofman-elementen in: aangespoelde flessen, plankjes met verbleekte woorden, kistjes, verdronken uien, overboord gesmeten gloeilampen, kurk, rommel, tonnen, wrakhout, krabben, kwallen, schelpen, wier en allerlei kapots en verroests dat bij een zeehaven met scheepsbouw hoort: schroot, kettingen, kamraderen, klinknagels. De recensent die beweert dat Hofman kromme spijkers weet te bezielen geef je van harte gelijk. En ook de man die zegt dat de voorliefde voor opsommingen wijst op respect voor het unieke en eenmalige. Het is een veelgebruikte stijlfiguur, die de schrijver naar eigen zeggen ontleende aan de bewonderde Edward Lear. Vergeten we niet Hofmans kennis van de natuur, snavelvliegen, boorvliegen, hooiwagens en planten die op stropdassen lijken inbegrepen.
| |
Kinderen en hun vijanden
Met heel wat kinderen in Hofmans boeken is het droevig gesteld. Wim - ondanks de titel niet echt autobiografisch - wordt verwaarloosd door zijn ouders. Ze gaan allebei vreemd. Een schofterige broer treitert hem. Als hij ontredderd wegloopt, haalt de vriendin van zijn vader hem terug. Maar zijn toekomst oogt zorgelijk. Wim is een van de meest doorleefde kinderportretten van de Nederlandse literatuur, vergelijkbaar met Kees van Theo Thijssen, Willem Tiessen van Lodewijk van Deyssel, Elias van Maurice Gilliams. Bij alle bewondering brengt het boek discussies op gang. De kritiek vraagt zich in 1976 nog af of zoveel kinderellende jonge lezers niet bespaard moet blijven. In Straf en andere verhalen (1985) mishandelen ouders hun dochtertje, als die iets niet wil opeten; ook zij loopt weg. Hofman heeft in vraaggesprekken te kennen gegeven dat volwassenen en scholen niet op kinderen zijn berekend. Intussen weet hij maar al te goed wat kinderen elkáár aandoen. In Het vlot wordt de eenzelvige Wim getiranniseerd door de wat oudere brute Luitwieler, bendeleider. Die heeft een bajonet. Hij port ermee in Wim, vernielt zijn bril en sluit hem een tijdje op in een stinkend hol. Wim bouwt in het geheim een vlot om net als zijn held Huckleberry Finn alles en iedereen te ontvluchten. Als het eenmaal zover is, slaat het onmiddellijk om in de Westerschelde.
| |
| |
Is Hofmans visie op de omgang tussen mensen al niet zonnig, hij schrikt ook niet terug voor sinistere details. Wim vindt zijn blikje pas gezochte wormen terug op de waakvlam van het gasfornuis. Ze sissen. Een streek van zijn vreselijke broer. Heel wat kikkers, insecten, krabben en andere dieren laten onder kinderhanden het leven. Zo zijn kinderen, lijkt de boodschap, ze weten niet wat ze doen. Soms weten ze het wel:
‘De worm is zacht en buigzaam en kronkelt onwillig tussen de vingers. Een haakje is staalhard en onbuigzaam en star en heeft een vlijmscherpe punt waar de worm niets van moet hebben. Hij is nog niet in de buurt van het puntje of hij trekt zijn kop al in en spartelt als een bezetene heen en weer in de hoop dat niet te hoeven meemaken.
[...]
Ik zette mijn voet op de vis en snokte het haakje uit de bek. Een afschuwelijk geluidje was dat en het zette een punt achter het vissen van die middag.
Voor de vis was het lelijk en voor mij mooi geweest.
Thuis legde mijn moeder de vis op een plank. En ze legde een mes klaar.
Plank.
Vis.
Mes.
Een tijdje keek ik naar de vis. Zijn tijd was gekomen en ik gruwde ervan. De vis had de bek wijd open en lag daar in doodse stilte te gillen alsof hij wist dat zijn kop eraf moest.’
In sprookjes verkeren kinderen in doodsnood. In Hofmans bewerkingen al niet minder. Hij herschrijft Klein Duimpje en voorziet het van houtsnedeachtige illustraties. In 1997 verschijnt Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen schitterend vormgegeven in zwart, wit en rood. Het wordt prompt bekroond, als zoveel van Hofmans boeken. Zijn versie is hartverscheurend. Het is de eigen moeder die haar dochter telkens wil vermoorden. Sneeuwwitjes lange verblijf bij de bedillerige, altijd maar bezige dwergen is onverdragelijk saai. Ze doodt de tijd met het schrijven van ettelijke briefjes: aan de kaars, de stoel, de avond, niemand, bruine bonen, een soepkip, God.
| |
| |
Het PS aan hem luidt: Wat vind je, zal ik naar je toekomen?
De prins verschijnt, zoals het hoort en ze trouwt met hem. Hofman laat ons geen illusies. In Sneeuwwitjes kamer komt de spiegel van haar moeder te hangen. Ze wil zichzelf zien. De spiegel zegt: Goed zó mooi zo. De ellende kan van voren af aan beginnen. In een kind met zo een jeugd heeft het kwaad zijn werk gedaan.
| |
Maar ook
Hofman is gezien het voorafgaande wel een sombere schrijver genoemd. Zo'n oordeel gaat voorbij aan zijn warmte en humor, voelbaar in al zijn werk, ook in de meest benauwende verhalen. Bovendien is hij de schepper van veel liefs, geks en leuks. Het is waar, Suusje Pietz, die het maar niet laten kan rare vliegmachines te bedenken, verdwijnt tegen onze zin spoorloos in de Suusje 11. Intussen hebben we ons hart opgehaald aan haar krankzinnige ontwerpen.
Ook vliegfietsen horen tot Hofmans specialiteiten, net als lopende kisten, eilanden, drijvende tafels, schipbreuken, oliedomme boeven, pratende kofiepotten, zeemonsters (soms aardige), in een spijker trappen, woordspelingen, raadselige namen als Wikkepokluk, Piekevet, Xux, Phuuf, spokende golven.
Bar vertederend zijn Uk en Bur, filosofische wezentjes met een heel eigen kijk op de gewoonste dingen.
‘Dat is zo,’ zei Uk. ‘Dat is wel een verschil tussen ons en bomen.
Zij staan 's winters in hun blootje en wij hebben een heleboel aan.
Maar ja, dat is toch niet erg. Zij hebben in de zomer juist weer veel aan.
Ze hoeven toch niet hetzelfde te zijn als mensen. Dat is maar goed ook,
| |
| |
stel je voor dat ze hetzelfde gingen doen als wij!’
‘Ja, dat zou nog gekker zijn,’ zei Bur. ‘Als bomen net als mensen waren dan konden ze ook lopen. Stel je voor dat ze gingen lopen...’
‘En dan moesten ze naar bed 's avonds!’ zei Uk.
Bur lachte. Hij stelde zich een enorm bed voor waarin een boom lag met een deken eroverheen.
‘En je had dan bomen met kleren aan tegen de kou 's winters!’ zei Bur.
‘Een boom met een broek met een heleboel broekspijpen en een jas met een massa mouwen voor al die takken...’
Hofman is een uiterst bewegelijk stilist, zowel schrijvend als tekenend. Overbodige woorden vind je niet bij hem. Zijn taal
is een wonder van natuurlijkheid. Voor de allerjongsten maakte hij ABC-boeken. Hoe virtuoos dat gebeurt zou je haast ontgaan. Het verhaal van Aap en Beer wordt verteld in uitsluitend éénlettergrepige woorden.
| |
Beperkte biografie
De schrijver wordt in 1941 geboren in Oostkapelle op Walcheren. Hij had geen penibeler jaar kunnen kiezen. In Vlissingen mag niet worden bevallen wegens het oorlogsgeweld. Na zijn lagereschooltijd gaat hij het huis uit. Zijn liefde voor wegwezen begint vroeg. Hij heeft allerlei opwindends gelezen over oerwouden en wil door de Witte Paters worden opgeleid tot missionaris. De studie brengt hem in Sterksel, Santpoort, Boechout bij Antwerpen, Surrey, Leuven. Witte Pater wordt hij net niet. Op het nippertje wordt hij betrapt op eigenwijsheid. Niet erg verwonderlijk bij iemand die geestdriftig is geworden voor atonale dichters, Cobraschilders, Paul Klee, Stanley Spencer, surrealisten, Dylan Thomas, Lewis Carroll en die banjo en gitaar is gaan spelen in bluesen rock en roll. Wel wordt hij nog tot priester gewijd en doet wrevelig dienst in wat Brabantse parochies. Alsnog gaat hij voor een paar maanden naar Afrika. In Tanzania is
| |
| |
het behoorlijk onveilig. Na terugkomst trouwt hij en wordt op den duur adjunct-directeur van de Zeeuwse Culturele Raad. Voor jaren en jaren.
In 1969 verschijnt zijn debuut Welwel, de zeer grote tovenaar, grillige, miraculeuze verhalen, waaraan hij al in de jaren vijftig was begonnen. Ze hebben een jaar of zes bij de uitgever op de plank gelegen.
Er volgen meer wonderbaarlijke boeken: Het eiland Lapje Loem (1972), Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk (1973). De vorst lijkt weggelopen uit een middeleeuwse queeste. Hij verdoet zijn leven aan een zoektocht naar macht en eindigt tot zijn tevredenheid in een kist, waar hij in alle rust eindelijk regeren kan. De productiviteit van Hofman is ondanks zijn baan enorm. Van prentenboeken voor de jongsten tot romans voor jonge tieners en jong gebleven volwassenen. Het regent gouden en zilveren griffels en penselen, vlaggen en wimpels. Dan zijn er nog de talloze bijdragen aan leesmethoden en andere schoolboekjes.
Als illustrator is de schrijver autodidact, hij experimenteert met allerlei technieken en beweegt zich al naar gelang de tekst tussen uiterst precies
| |
| |
realisme en hoogst bizarre fantasieën. Als vrije schilder exposeert hij menig abstract schilderij.
Honderden zo niet duizenden brieven moet hij hebben verstuurd aan vrienden en vriendinnen. Die illustreert hij met stoofpeertjes in de stoof-perentijd, met vlinders in vlindertijd. Op menige brief plakt hij een schilderijtje op dooskarton, meestal een zeetje, ook wel een rijtje flesjes of een olijf-boomgaardje. Hij is een wereldreiziger en net als zijn vrouw dol op Engelse tuinen. Ook op Franse. Op een Arabisch strand kijkt hij uit naar zeeschildpadden.
In zijn verhalen over jongens die het te kwaad hebben met ouders of rotzakken, duikt vaak een sympathiek, ondernemend meisje op. Zo'n meisje van door dik en dun. Het vermoeden bestaat dat hij met zo eentje getrouwd is.
| |
Prévert
De bewerking van Sneeuwwitje (1997) is Hofmans meest recente grote kinderboek. De laatste jaren komen we bijdragen van hem tegen in het literaire tijdschrift Tirade, gedichten en ook de navrante notities over zijn studietijd in Boechout (1959). Het is te hopen dat daar nog eens een boek van komt. Een proeve:
‘Tijdens de retraiteweek wordt niet gesproken. Slechts in de kapel hoort men af en toe stemmen. Tijdens de avondmaaltijd worden langspeelplaten gedraaid. Daarom is een grammofoon in de refter geplaatst en zijn enkele weergevers aan de gietijzeren palen opgehangen. De muziek beïnvloedt de eetmanieren. De beginmaten van bijvoorbeeld het vijfde vioolconcert van Paganini zorgen voor een totaal andere beweging bij het smeren van een boterham dan het begin van “Finlandia” van Sibelius.
Voor het middagmaal worden steeds enkele verzen uit het Oude of Nieuwe Testament voorgelezen, een vers of twee, drie, vier, een min of meer afgerond stukje dat niet te lang mag zijn, want het eten dampt al op de tafels! Deze maal heeft de voorlezer de teksten uit Leviticus gekozen die gaan over het al dan niet eten van kamelen, konijnen, slangen, paling, klipdassen, pelikanen, vleermuizen, sprinkhanen met rode poten en over allerlei insecten op vier poten.
Zijn aandacht wordt echter getrokken door een klein, opvallend blinkend voorwerp dat zich in de grauwe soep die voor hem op tafel staat lijkt te drijven en dat op een metalen pick-pack-knoop lijkt. Als hij zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen kan en met de pollepel op onderzoek gaat in de soepterrine, blijkt dat het rondje vastzit in een varkensoor dat quasi-belangstellend luistert
| |
| |
Boekenlegger Kinderboekenweek 2000.
naar de recto tono voorgelezen verzen. Iedereen aan tafel kijkt toe hoe hij het gehele oor op zijn bord deponeert.’
Er zijn auteurs die hun litemire liefdes angstvallig verbergen. Hofman hoort daar zeker niet toe. Zijn sympathie voor angelsaksische fantasie, voor een Edward Lear, Lewis Carroll en Tolkien heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken. Finnegans Wake noemde hij eens zijn lievelingsboek.
Des te verrassender lijkt de verschijning in 1999 van Voor jou mijn lief, een kleine dertig door Hofman vertaalde en met vignetten geïllustreerde gedichten van Jacques Prévert. De betovering die Prévert kort na de oorlog teweegbracht met de bundel Paroles (1946) was, zoals een slinkende schare zich herinnert, ook in de lage landen ongekend. Joseph Kos-ma's muziek voor chansons als Les feuilles mortes, Barbara, Et la fete continue en Je suis comme je suis droeg daar niet weinig toe bij. Zangers als Montand, Gréco en Les Frères Jacques maakten de gedichten wereldberoemd. Een generatie waarvoor Frans nog geen exotische taal was, groeide op met Préverts poëzie, met films waarvan hij de scenarist was, met de door Parijs voorgeschreven existentie-filosofie of althans een popularisering ervan. Hofman kan in de toenmalige geestdrift niet hebben gedeeld;
| |
| |
hij was er te jong voor. Dat hij Préverts vertaler werd, is niettemin heel begrijpelijk. Préverts naturel, diens afkeer van oorlog en hoogdravende principes, maar ook zijn tederheid, zijn toegankelijk surrealisme en zijn talent voor absurdistisch woordspel, dat alles strookt wonderwel met Hofmans eigen schrijverschap. Hij vertaalde niet alleen gedichten uit Paroles, maar ook uit latere bundels als Histoires et d'autres histoires en Spectacle. Het is een keuze die recht doet aan Prévert als grimmige beschouwer van het menselijk bedrijf en als lyrische apostel van de liefde.
Zo krijgt het broodnuchtere, dodelijke Familiale een al even onderkoelde, dodelijke vertaling:
Gezin
De zoon zit aan het front
Zij vindt dat heel gewoon de moeder
En de vader wat doet de vader?
Dat vindt hij heel gewoon de vader
Wat vindt de zoon daarvan?
Hij vindt daar absoluut niets van
De zoon zijn moeder zit te breien
Zijn vader zit in zaken en hij zit aan het front
Gaat hij in de zaak bij zijn vader
De oorlog gaat door de moeder gaat door
Zij breit de vader gaat door met zijn zaken
De zoon sneuvelt hij gaat niet door
De vader en de moeder gaan naar de begrafenis
Zij vinden dat doodgewoon de vader en de moeder
Het leven gaat door het leven met het gebrei de oorlog de zaken
De zaken de oorlog het gebrei de oorlog
De zaken de zaken de zaken
Het leven en het begraven.
Familiale
Elle trouve ça tout naturel la mère
Et le père qu'est-ce qu'il fait le père?
Il trouve ça tout naturel le père
Qu'est-ce qu'il trouve le fils?
Il ne trouve rien absolument rien le fils
Le fils sa mère fait du tricot son père des affaires lui la guerre
Quand il aura fini la guerre
Il fera des affaires avec son père
La guerre continue la mère continue elle tricote
Le père continue il fait des affaires
Le fils est tue it ne continue plus
Le père et la mère vont au cimetière
Ils trouvent ça tout naturel le père et la mère
La vie continue la vie avec le tricot la guerre les affaires
Les affaires la guerre le tricot la guerre
Les affaires les affaires et les affaires
La vie avec le cimetière.
| |
| |
En evenals in Hofmans eigen oeuvre klinkt de blijmoediger tegenstem:
Kinderen die beminnen
Kinderen die beminnen kussen elkaar staande
Tegen de deuren van de nacht
En de voorbijgangers die voorbijgaan wijzen met hun vingertje
Maar de kinderen die beminnen
Zijn niet thuis, voor niemand niet
Het is alleen maar hun schaduw
En die de woede van de mensen wekt
Hun woede, hun lachjes, hun nijd en hun spijt
Kinderen die beminnen zijn niet thuis, voor niemand niet
Ze zijn ergens anders veel verder dan nacht
de En veel hoger dan de dag
In het heldere zonnelicht van hun eerste liefde.
Les enfants qui s'aiment
Les enfants qui s'aiment s'embrassent debout
Contre les portes de la nuit
Et les passants qui passent les designent du doigt
Mais les enfants qui s'aiment
Et c'est seulement leur ombre
Excitant la rage des passants
Leur rage leur mepris leurs rires et leur envie
Les enfants qui s'aiment ne sont là pour personne
Il sont ailleurs bien plus loin que la nuit
Bien plus haut que le jour
Dans l'eblouissante clarté de leur premier amour.
Tekeningen: Wim Hofman.
Het werk van wim hofman verscheen bij verschillende uitgevers o.a. bij Van Holkema & Warendorf, Zwijsen en Querido. Het werd vertaald in o.a. het Duits, Engels, Italiaans en Japans.
jacques prévert, Voor jou mijn lief (vertaling Wim Hofman), Querido, Amsterdam, 2000, 48 p.
jacques prévert, We schilderen een vogel, Querido, Amsterdam, 2001, 40 p.
|
|