| |
| |
| |
De dam met in het midden het Monument van de Volksgeest, beter bekend als ‘Naatje’, 1895 - Foto Jacob Olie Jzn (1834-1905) ©Collectie Amsterdams Gemeentearchief.
| |
| |
| |
Vaarwel negentiende eeuw - welkom negentiende eeuw!
Marita Mathijsen
werd geboren in Belfeld (Limburg). Studeerde Nederlandse taal- en letterkunde. Werd doctor in de letteren met een brieveneditie van Gerrit van de Linde (1987). Publiceerde over de Nederlandse literatuur en cultuur in de 19e eeuw. Is medeoprichter van het tijdschrift ‘De negentiende eeuw’.
Adres: Nic. Maesstraat 7, NL-1071 PM Amsterdam.
Het afscheid van de negentiende eeuw als vorige eeuw is tevens een nieuw begin van onze verhouding daarmee. Want met het opgaan in een groter eeuwenverband, verandert de status van een eeuw. De ‘vorige eeuw’ heeft nog iets nabijs. Opa's en oma's stammen daaruit, zelfs als de eeuwwende nadert. In 1999 was de gevoelswaarde van de negentiende eeuw anders dan in 2000. Zodra iets twee eeuwen geleden is, zelfs al gaat het dan de facto om 101 jaar, verdwijnt het gevoel van verbondenheid. Men kan een tijd dan met meer objectiviteit beschouwen, er meer afstand van nemen en de uiteindelijke verworvenheden evalueren. Het is dan pas mogelijk te zeggen wat een eeuw betekend heeft in een reeks van eeuwen, of deze artistieke producten opgeleverd heeft die boven de tijd uitstijgen en of deze op politiek en sociaal gebied ontwikkelingen veroorzaakt heeft die van grote invloed zijn gebleken.
Toch zijn er in de bejaardenhuizen nog steeds enkele mensen te vinden die in de negentiende eeuw geboren zijn en die dus in feite in drie eeuwen geleefd hebben. Maar het zal niet lang meer duren en dan zijn er geen levende getuigen meer van die eeuw. Hoe zal die eeuw dan de geschiedenis ingaan? Krijgt zij een eigen gezicht, zoals de zeventiende eeuw? Of zal zij een van die eeuwen worden die alleen voor specialisten een eigen geur hebben, maar die de gewone liefhebber van geschiedenis niet zoveel zeggen? De zestiende eeuw, de elfde eeuw, wie kan er zich een voorstelling bij maken, wie meteen een tiental namen van prominenten noemen? Zou dit ook de toekomst van de negentiende eeuw zijn? Zal zij met het negatieve imago van de domineeseeuw de geschiedenis ingaan, of zal het positieve beeld van de eeuw waarin alles in een stroomversnelling kwam overheersen?
Wie over eeuwen spreekt, heeft de neiging tot beeldspraak over te gaan. Honderd jaar is een entiteit die men zich niet voorstellen kan zonder hulp van
| |
| |
metaforen, en de personificatie lijkt dan nogal voor de hand te liggen. Ikzelf had het al over een eeuw met een eigen gezicht, over een verhouding, een afscheid, woorden dus die eigenlijk uit de relationele sfeer stammen. Met name als het over de negentiende eeuw gaat, is dat niet zo verwonderlijk. De band ermee was blijkbaar zo sterk, dat emoties losbarstten bij het beschouwen van die tijd. Dat geldt zeker voor Nederland en vooral voor de cultuurgeschiedenis. Hoewel de constructie van een beeld van een eeuw de facto nooit objectief kan zijn, is het wel wenselijk om bij de toetreding van de negentiende eeuw tot het definitieve verleden te streven naar een beeldvorming die minder op waardeoordelen en relationele verbindingen steunt dan voorheen. Want met dat beeld is gesold als met het Nederlands nationaal standbeeld op de Dam. Naatje op de Dam was een kolossaal standbeeld in neostijl, aan de voet versierd met leeuwen en op de top stond een heldhaftige dame. Naatje is afgebroken in de twintigste eeuw. Ze was versleten en niemand vond haar mooi genoeg om te pleiten voor restauratie. Na de Tweede Wereldoorlog werd zij vervangen door een kolossaal masculiene bouwwerk. De geschiedenis van dit nationaal monument loopt voor een deel parallel met die van de reputatie van de negentiende eeuw.
| |
Van trekschuit tot vliegtuig
De beeldvorming van de negentiende eeuw in Nederland heeft een heel eigen verloop, dat niet vergelijkbaar is met andere landen. De negatieve beelden overheersten lange tijd. Zelfs in handboeken en overzichtswerken werd geschreven over een saaie eeuw waarin niets gebeurde en over een slome mentaliteit die elke vooruitgang tegenhield. In de kunsten zou Nederland niets gepresteerd hebben. Een huisbakken literatuur zonder enige diepgang overheerste, de schilderkunst was slechts nabootsend en de architectuur stijlloos. Dit beeld werd afgezet tegen het buitenland. Daar zouden in de literatuur meesterwerk na meesterwerk verschenen zijn en de schilderkunst zou kunstwerken op hoog niveau produceren. Als kunststroming zou de Romantiek allesverslindend zijn geweest en in de politiek volgde de ene Revolutie de andere vrijheidsoorlog op.
Toch verschilt de Nederlandse negentiende eeuw niet zo sterk van die in bijvoorbeeld Engeland en Duitsland. Het aantal Romantische schrijvers is in elk land op de vingers van één hand te tellen, en de huiselijke poëten, de almanakschrijvers en de dichters uit de geestelijke stand hadden zowel in het Victoriaanse Engeland als het Biedermeier-Duitsland meer invloed dan enkelingen als Byron of Heine. Neostijlen zijn niet typisch Nederlands, maar typisch negentiende-eeuws. De modernisering is in Nederland inderdaad niet via revoluties verlopen, maar in Engeland evenmin. Er is geen reden om de Nederlandse negentiende eeuw een andere, saaiere status toe te kennen dan die van de omringende landen.
Integendeel, er is geen eeuw waarin zoveel en zo snel veranderingen plaats- | |
| |
vonden die diep ingrepen in het leven van de gewone mensen. In het begin van de negentiende eeuw liep het allemaal nog niet zo'n vaart. Weliswaar had de Franse Revolutie een groot zelfvertrouwen gegeven aan de burgerij en de oude standenmaatschappij omvergeworpen, maar het tijdsbesef en de afhankelijkheid van de natuur waren nog hetzelfde. De mensen leefden met het ritme van de zon en de seizoenen. De steden waren nog omsloten door wallen. De poorten gingen dicht kort na zonsondergang. De tijd was per plaats verschillend: in Rotterdam en Amsterdam scheelde de klok een uur. De snelste manier om je te verplaatsen was al duizenden eeuwen de snelheid van het beste paard. Sneller kon niet. De trekschuit deed normaal gesproken een uur over vijf kilometer, maar voor de toenmalige yups was er de zogenaamde vliegende schuit tussen Amsterdam en Utrecht, die met vier paarden ervoor wel twintig kilometer per uur maakte. De productie in een fabriek kon met wind- en waterkracht opgevoerd worden, maar als de wind niet woei of het water niet vloeide, lagen de machines stil. Schepen voeren als er wind was, en in de winter bleven ze in de haven liggen vanwege de ijsgang. De trekschuit was weliswaar onafhankelijk van wind om voort te sjokken, maar bij sterke storm moest ook die aan de kant blijven. De drukkunst was wel uitgevonden, maar de houten drukpers kon maar een beperkt aantal vellen per uur drukken. Een boek was een kostbaar bezit voor de weinigen die het zich konden veroorloven.
Maar ondertussen werd er op allerlei fronten koortsachtig gewerkt aan uitvindingen die de wereld op zijn kop zouden zetten. James Watt knutselde in de laatste decennia van de achttiende eeuw aan zijn stoommachine met gevolgen waarover hij niet had kunnen dromen. In Engeland slaagde Symington erin om in 1801 een stoomboot te produceren, die snel overtroffen werd door die van de Amerikaan Fulton, die in 1807 de Hudson bevoer met een snelheid van vijf mijl per uur. Daarmee was de stoomvaart begonnen, die in de loop van de negentiende eeuw lijnen over alle zeeën zou openen. Een kleine twee decennia later stond de eerste stoomtrein op de rails tussen Darlington en Stockton in Engeland. In Nederland stoof vanaf 1839 de locomotief tussen Amsterdam en Haarlem met een snelheid van 40 kilometer per uur, zwarte wolken uitbrakend waarvoor de koeien in de weilanden op de loop gingen.
De stoomtrein en het stoomschip hebben veel meer betekend dan alleen maar de mogelijkheid zich sneller te verplaatsen. De mensen gingen er anders door denken. Waarheden die eeuwen en eeuwen vastgelegd waren geweest, bleken opeens niet meer geldig te zijn. Men was niet meer afhankelijk van een God die wel of niet in de zeilen blies. De tijd werd versneld, want wanneer men vroeger ten minste twee uur nodig had om ergens te komen, kon men er nu in een half uur arriveren. Doordat men zich beter kon verplaatsen, kwam men ook meer buiten zijn eigen dorp. Dat betekende dat men meer in aanraking kwam met andere dialecten, andere gewoonten, andere godsdiensten, andere kleding.
| |
| |
De dorpsjongen haalde zijn meisje niet meer uit het volgende dorp, maar ging een paar dorpen verder, of misschien wel naar de stad. Het fysieke verplaatsen had een psychisch verplaatsen tot gevolg, want wie meer ziet dan alleen zijn eigen omgeving, wordt minder bekrompen. Geen wonder dat het niet bleef bij de stoomboot en de stoomtrein. Al in het midden van de negentiende eeuw kon de mens zijn eigen snelheidskrachten versterken op de vélocipède of fiets. De eerste auto op stoom was al in de achttiende eeuw geconstrueerd, maar de eerste benzineauto dateert van 1875. Die zou weldra in productie genomen worden. En ten slotte werd nog voor 1900 de ultieme droom van de mens gerealiseerd: hij kon vliegen. Met behulp van de kracht van het vuur kon de mens over zee, over land en in de lucht gaan: hij had de elementen bedwongen in de negentiende eeuw.
| |
Foto's en inentingen
Even ingrijpend in het dagelijks leven is de mogelijkheid om de werkelijkheid vast te leggen. De fotografie, de film en de geluidsopname zijn allemaal in de negentiende eeuw uitgevonden. Waar voorheen de schilder te hulp geroepen moest worden om het geheugen te helpen bij het vasthouden van herinneringen, was er nu de foto. Terwijl enerzijds de tijd sneller ging, kon die ook stilgezet worden. Door de fotografie neemt de familiezin ook bij de burgers toe. Men hoefde niet meer steenrijk te zijn om een familieportret te kunnen laten maken. Elke burger kon een zichtbare stamboom krijgen door een fotoalbum aan te leggen. Maar nog was de werkelijkheid niet genoeg gefixeerd. Tot verbazing van iedereen bleek het ook mogelijk te zijn beweging vast te leggen. Het begon in 1874 met de bewegingen van een galopperend paard, en twee decennia later vertoonden de gebroeders Lumière in Parijs voor het eerst in het openbaar filmbeelden. De inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 is op schokkerige filmbeelden mee te beleven. Zelfs het geluid is in de negentiende eeuw voor het eerst vastgelegd. Ook hier moet men zich voorstellen wat dat betekent. Geluid was altijd vluchtig en voorbijgaand geweest. In 1877 construeerde Edison zijn fonograaf waardoor voor het eerst in de geschiedenis geluiden niet meer vergankelijk waren.
Wanneer er apparaten zijn die de werkelijkheid kunnen vastleggen zonder tussenkomst van een kunstenaar, verandert ook de functie van de kunstenaar. Vooral voor de schilderkunst had de uitvinding van de fotografie grote gevolgen. Het doel was niet meer de werkelijkheid zo realistisch mogelijk uitte beelden, want dat kon de fotograaf, maar het ging er nu juist om de visie op de werkelijkheid te verbeelden. De eerste abstracte schilder van de negentiende eeuw was de Engelse Joseph Turner, die probeerde het licht te schilderen. Zijn ‘Stoomboot in de sneeuwstorm’ heeft niets meer met realisme te maken, maar bestaat uit lichtflitsen en kleurenwarrelingen. Zo heeft de uitvinding van de fotografie uiteindelijk geleid tot het modernisme in de kunst.
| |
| |
Zo mogelijk nog ingrijpender waren de vooruitgangen op medisch gebied. De medische ontdekkingen volgden elkaar in ras tempo op. Semmelweiss ontdekte de oorzaak van de kraamvrouwenkoorts. Het gipsverband werd uitgevonden, zodat gebroken ledematen geheel konden genezen. Onder fanatieke tegenwerking van gereformeerden werd de besmetting met kinderpokken tegengegaan door inenting. Louis Pasteur legde de basis voor de bacteriologie, die in de twintigste eeuw tot de uitvinding van de penicilline leidde. De cholera werd bestreden en bedwongen door de aanleg van waterleidingen, die schoon water in de huizen brachten. Wilhelm Röntgen kon met röntgenstralen door levende mensen heen kijken. Men ontdekte de vrouwelijke eicel, die bij de voortplanting van evenveel belang was als de mannelijke zaadcel. Deze ontdekking zette betrouwbare methodes voor geboortebeperking in gang. Voor het eerst kan men ook opereren met anesthesie. De dokter veroorzaakt en beheerst de schijndood. De weg wordt geopend naar een minder fatalistische kijk op menselijk lijden. Daardoor verdwijnt ook de macht van de godsdienst en neemt het vertrouwen in de medische stand toe.
Dit zijn geen veranderingen in de orde van de uitvinding van de kurkentrekker of de envelop. Hier werd een ommekeer in het dagelijks leven veroorzaakt. De tevreden landman van 1800, die trouwt met zijn buurmeisje, de bijbel en de almanak leest en die dood en ziekte als een wilsbeschikking van God beschouwde, is in 1900 een nerveuze reiziger geworden zoals we die uit de boeken van Couperus kennen. Hij leeft haastig, leest snel, vertrouwt op de dokter, heeft een fotoalbum van zijn hele familie, draait muziek op de grammofoon. Hij telegrafeert berichten naar handelshuizen en hij telefoneert met verre familie. Water loopt uit de kraan, riolering voert het vuile water af. Om licht te hebben hoeft hij slechts een de gaslamp op te steken of een knopje om te draaien. In God kan hij niet echt meer geloven.
| |
Negatief zelfbeeld
Maar dit is niet het beeld dat er in de twintigste eeuw gangbaar was van de negentiende eeuw, althans niet in Nederland. De negentiende eeuw, daar liepen historici maar liefst met een boog om heen, want die stond niet hoog aangeschreven in de openbare mening. Ik hoef het niet te herhalen, het zo lang gevestigde beeld van gezapigheid, van landgenoten die Jan Salie of Pieter Stastok heetten en van kunst die huiselijkheid als hoogste verworvenheid zag. Liep men hier dan werkelijk achterop bij de ontwikkelingen, vergeleken met de rest van Europa, of is er sprake van een verdraaiing van de feitelijke situatie? Op industrieel en economisch gebied is er in en na de Franse tijd inderdaad in Nederland sprake van een moeizame periode. Maar dat wil niet zeggen dat er geen initiatieven waren. De grote ontdekkingen drongen hier net zo snel door als in de omringende landen, zij het dat niet elke ontdek- | |
| |
king meteen in praktijk gebracht werd. De beleving van de hemelbestormende veranderingen moet voor Nederlanders dezelfde zijn geweest als die van andere Europeanen.
Hoe is er dan toch zo'n negatief beeld ontstaan? Enerzijds is dat te wijten aan de pedagogen van de negentiende eeuw zelf, vooral geconcentreerd in de kringen van De Gids. Ze leden aan een negatief zelfbeeld, om het maar eens modern te zeggen. In hun vooruitgangsstreven probeerden zij hun tijdgenoten op te drijven tot grootsere prestaties door te jammeren over het gebrek aan initiatief. Alles moest nog beter en sneller dan al gebeurde. Maar ook de Beweging van Tachtig heeft een onverklaarbaar grote invloed op de beeldvorming gehad, niet alleen van de literatuur, maar van een heel tijdperk. Zo heftig benadrukten de Tachtigers het idee dat zij de grote vernieuwers waren die alles overschaduwden wat daarvoor geschreven was, dat hele generaties cultuur-kundigen hen gingen geloven. Zelfs hun schampere opmerkingen over de kleinburgerlijke maatschappij van hun vaders werden overgenomen.
Met de overgang naar de eenentwintigste eeuw kan ook de Beweging van Tachtig in een wat contemplatiever kader gezet worden. Ook de Tachtigers waren negentiende-eeuwers. Hun literatuuropvattingen vormen geen breuk met het verleden, maar een ombuiging van een reeds eerder ontwikkelde lijn. Er zijn literair-historici die hen willen zien als een late groep romantici. Mijns inziens doet dat echter tekort zowel aan de kleine romantische stroming die er in Nederland in de jaren dertig was, als aan het eigen karakter van de Tachtigers. Ze komen het meest tot hun recht als men hun literatuur met de beeldende kunst van diezelfde tijd vergelijkt. Hun stijl is die van het impressionisme, en niet die van de Romantiek. Hun literatuur is echter niet meer even genietbaar als de schilderijen van het impressionisme, en het lijkt erop dat van de Tachtigers alleen Gorter en Couperus de eenentwintigste eeuw ingaan. Lezers trekken de Tachtigers tegenwoordig even weinig als hun voorgangers uit de eerste helft van de eeuw. Hun invloed op het denken over de negentiende eeuw kan echter moeilijk onderschat worden.
| |
Rehabilitatie
Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw zijn er consequent pogingen gedaan om het negatieve negentiende-eeuwbeeld te slopen. De oprichting van de werkgroep en het tijdschrift De negentiende eeuw in 1976 was tegelijkertijd een signaal en een begin van verandering. Sindsdien lijkt in academische kringen de negentiende eeuw de liefdesbaby van promovendi in de alfawetenschappen. Nadat er vele jaren weinig aandacht voor die tijd was, ontdekten de historici, letterkundigen en kunstvorsers dat er juist in die eeuw heel veel gebeurde wat nog niet beschreven was. Een heel nieuw terrein van onderzoek kon aangeboord worden doordat de wetenschappers zich buiten de reeds belo- | |
| |
pen wegen begaven. Het kunstwerk, de politieke gebeurtenis en de kunstenaar verdwenen naar de achtergrond ten gunste van het onderzoek naar de sociale omstandigheden, de netwerken en de machtsrelaties. Het aantal proefschriften en monografieën over de negentiende-eeuwse geschiedenis, inclusief die van de kunst, letterkunde, godsdienst, maatschappij en politiek, is inmiddels nauwelijks meer bij te houden.
In het academisch onderzoek is de negentiende eeuw dus volledig gerehabiliteerd. Hier heeft de objectivering van de eeuw door consequent wetenschappelijk onderzoek reeds plaatsgevonden. Voor wetenschappers is het zonder twijfel een eeuw die meer veranderingen in het dagelijks leven teweeggebracht heeft dan welke eerdere eeuw ook, en deze veranderingen liggen ten grondslag aan de grote gebeurtenissen en omwentelingen van de twintigste eeuw. De omslag heeft echter nog slechts ten dele plaatsgevonden in de kunstbeschouwing. Het waardeoordeel over de negentiende-eeuwse Nederlandse kunstproducten is over het algemeen nog steeds negatief voor vrijwel alle kunstvormen. Is dat dan niet terecht? De literatuur en de schilderkunst zijn toch werkelijk braaf en slap? Barend Koekkoek en Jozef Israëls zijn toch sentimentenbakkers, Nicolaas Pieneman en Cornelis Kruseman protserige nationalismeventers? Beets is toch een domineedichter en Tollens een verzenveger?
Natuurlijk hebben niet alle Nederlandse kunstuitingen van de negentiende eeuw eeuwigheidswaarde, evenmin als die van andere landen. Er zijn in elke eeuw maar enkele kunstenaars die over de tijd beenstijgen en zo kunnen schrijven, schilderen of componeren dat ze zonder hinder de tijdsbarrières slechten. Dat geldt evenzeer voor Nederland als voor Duitsland, Frankrijk en Engeland. Er zijn in elk land middelmatige kunstenaars en hoogvliegers. Tollens en Bilderdijk, Keats en Tennyson, Bakker Korff en Nuyens, Heine en Fontane, Friedrich en Spitzweg zijn tijdgenoten van elkaar. Dat wil niet zeggen dat de mindere goden ook minder interessant schrijven of schilderen dan de goden op de top. Juist de diversiteit van de kunstbeoefening maakt die tijd boeiend. Het was een eeuw waarin elke burgerman gedichtjes schreef, maar tegelijk was het de eeuw van de artiest die zich voor het eerst bijzonder voelde omdat hij kunstenaar was. Het zijn uiteindelijk de tegenstrijdigheden die deze eeuw interessant maken. Huiselijke versjes en Romantische poëzie werden door dezelfde uitgever op de markt gebracht, huiskamertafereeltjes en schipbreuken hingen op dezelfde tentoonstelling, voor een deel gebruik makend van dezelfde vormentaal en allemaal gericht op die negentiende-eeuwse burger die voor het eerst de kans kreeg een ferme cultuurdrager te worden.
Dit beeld van de negentiende eeuw, waarin contrast, turbulente mentaliteitsverandering en ferm burgerschap de sleutelbegrippen zijn, zou wat mij betreft in de eenentwintigste eeuw het nieuwe Naatje op de Dam mogen worden.
|
|