verschillende talen spreken, er andere gewoonten op nahouden, en vooral, die in zeer veel gevallen niet vertrouwd zijn met het leven in de stad. Brussel was en is nog steeds een geweldige machine die mensen een metamorfose doet ondergaan en hen tot stedelingen maakt. In de 19e eeuw gebeurde dat met plattelandbewoners uit andere streken van België, in de jaren zestig en zeventig met Marokkaanse en later met Turkse gezinnen.’ Ondergronds verdeelt de Zenne nog altijd de bevolking. De vallei blijft volks, de berg koninklijk: ‘opklimmen op de sociale ladder betekende lange tijd opklimmen uit de vallei.’ En de rijke Europese en Amerikaanse ambtenaren? Die nemen de (buiten)-wijk.
Brussel, kruispunt van culturen volgt de ondoorgrondelijke wegen van de kunst. Schilders, beeldhouwers en schrijvers zoeken een poos hun heil in Brussel. De Fransen heten in hun woelige negentiende eeuw veelal balling. In het jonge België profiteren ze van een liberale grondwet, rust en/of werkgelegenheid en lage huurprijzen. De beroemdsten onder hen: Jacques-Louis David, Victor Hugo, Charles Baudelaire, Alexander Dumas, Auguste Rodin. Buitenlandse kunst op Brusselse salons en tentoonstellingen van Les XX en La Libre Esthétique laten sporen na. Gustave Courbets realistische doeken boren in België een sociaal bewogen schilderlader aan, van Joseph Stevens en Charles de Groux over Félicien Rops en James Ensor naar Constantin Meunier en Eugène Laermans. De landschapsschilders van Barbizon (Millet, Rousseau) maken in België school in en rond Tervuren (Boulenger). Georges Seurat brengt menig ‘vingtist’ in de ban van het pointillisme. Willy Finch, Anna Boch, Théo van Rysselberghe, Georges Lemmen, Henry van de Velde, Jan Toorop: ze zwichten allemaal een poos voor het ‘kleine puntje’.
Jan Toorop is de modernste onder de Nederlanders die de - Parijse - mosterd komen halen in Brussel. Brussel, kruispunt van culturen voert hem achtereenvolgens op als tachist, pointillist, symbolist, bemiddelaar tussen Khnopff en Klimt, Brussel en Wenen. In de vroege jaren tachtig liep hij school op de Brusselse academie, samen met een zekere Van Gogh. In 1885 sloot hij zich aan bij Les XX. De Nederlanders pasten zich naadloos aan aan het Brusselse kunstleven. In het kielzog van de nu mak ogende landschap schilder Willem Roelofs, op het grensvlak tussen romantiek en realisme, streek tussen 1850 en 1890 een ware kunstenaarskolonie Nederlanders in Brussel neer. In het welvarende Brussel zagen ze hun kans schoon om zich artistiek te herrijken en financieel te verrijken. Pers en collega-schilders omarmden hen als ‘Hollando-Belges’, halve Belgen dus. Tot ze weer, vroeg of laat noordwaarts trokken.
Vooral in de jaren 1850-1914 werd het Brusselse kruispunt druk bezocht door kunstenaars en intellectuelen, al leidden de meeste wegen toch weer naar Parijs. Enkel de wegwijzers ‘symbolisme’ (Rops, Khnopff, Mellery, Maeterlinck, Verhaeren) en ‘art nouveau’ (Horta, Van de Velde, Minne) wijzen richting Belgische hoofdstad. Na de Eerste Wereldoorlog mist Brussel herhaaldelijk de aansluiting met de avant-garde. Wel houden galeriehouders als Georges Giroux en Paul-Gustave van Hecke de vinger aan de pols. Magritte en zijn surrealistische spitsbroeders zetten Brussel weer even op de kaart. Cobra ontleent twee letters aan Brussel. Marcel Broodthaers goochelt met taal, mossel en poëzie. Maar het verkeer neemt zienderogen af. Onderweg verandert het kruispunt in een vrijblijvende parkeerplaats voor kunstwerken en kunstenaars. Brussel heet niet langer een artistiek maar een administratief knooppunt. Aan het slot van de tentoonstelling en het boek verwonderen vier eigentijdse kunstenaars zich over elkaars aanwezigheid. Een Duitser, Spanjaard, Tanzaniaanse en Belg houden het beeld van een cultureel kruispunt kunstmatig in leven. Door omstandigheden bevinden ze zich in het kluwen, centrum, convergentiepunt, in de lappendeken die Brussel heet. Dat lot delen ze alvast met de dertig procent ‘vreemdelingen’ en de vele duizenden pendelaars uit het achterland.
Kurt de Boodt
Brussel, Mercatorfonds, Antwerpen, 2000, 301 p.
Brussel, kruispunt van culturen, Mercatorfonds, Antwerpen, 2000, 336 p.