landistiek, uitgegeven door het Centrum voor Neerlandistiek te Boedapest.
In het voorwoord bij Uit het pak van Sjaalman schrijft hoofdredacteur Judit Gera dat de tweetalige bundel het resultaat is van het werk dat zij met haar studenten Nederlands tussen 1998 en 2000 verrichtte tijdens werkcolleges moderne Nederlandse literatuur. De titel verwijst naar het gemengde karakter van de verzameling: het is een staalkaart van wat de hoogleraar en studenten in die periode bezighield en boeide.
Uit het pak van Sjaalman bevat zowel essays over als vertalingen uit de moderne Nederlandse literatuur. Gera zelf schrijft bv. over het eerste deel van de Inleiding van Willem Kloos bij de Gedichten van zijn jong overleden vriend Jacques Perk. Deze Inleiding, die ook in Hongaarse vertaling in de bundel staat, wordt als het poëticale credo van de Tachtigers beschouwd, waarin Kloos resoluut bepaalde tradities de rug toekeert en aansluiting zoekt bij de romantische poëzie van Wordsworth, Shelley, Keats, Tennyson, Swinburne en Rossetti. Voor Kloos is fantasie de hoeksteen van de poëzie, en ook het grootse is van vitaal belang. Dichters (en ook ware poëzielezers) hebben een enorme creatieve kracht, het zijn adelaars onder de mussen, ‘want het nietige, het nabijzijnde en voor ieder zichtbare past den lieden, voor wie (...) het geheele leven eene oefenschool in braafheid is’.
Naast deze bijdrage en andere essays over Nederlandstalige literatuur (over o.a. Willem Elsschot, Guido Gezelle en Herman Gorter) is er ookeenbuitenbeentje: devertalingvaneenbrief van Adam Franc junior uit Amsterdam, geschreven op 15 februari 1667. Franc, zoon van een pastoor in Kolozsvár, werd door de gemeente van zijn vader naar het buitenland gestuurd om daar te studeren. Zijn twee kompanen keerden in 1668 terug naar huis, maar Franc zelf bleef spoorloos. In deze brief probeert hij een reden te geven voor zijn afwezigheid. Zijn motieven om niet naar Transsylvanië terug te keren zijn religieus geïnspireerd. De niet nader genoemde bestemmeling van de brief krijgt het verwijt dat hij te veel naar roddels luistert en dat zulks een goed christen niet betaamt. Blijkbaar werd beweerd dat Franc als handelaar in Holland werkte, maar erger nog was dat men fluisterde dat hij met de dochter van een rijke weduwe getrouwd was en dus ‘een man in boeien (...) die met zijn vrouw nooit meer naar zijn geboorteland zou kunnen terugkeren’. En dat was net iets te veel voor de vrome Franc.
judit gera (red.), A Sálas Csomagjából / Uit het pak van Sjaalman. Budapest: Néderlandiszitikai Központ, 2000. ISBN 963-463-412-5.
In 1606 zond de VOC het kleine schip Duyfken uit om het ‘grote Zuidland’ te zoeken. Kapitein Willem Janszoon vertrok in het Indonesische Banda en bereikte het schiereiland Cape York. Hij bracht 300 km van de kustlijn in kaart, maar verkeerde in de waan nog steeds langs de kust van Nieuw-Guinea te varen. Hij keerde teleurgesteld terug, onbewust van het feit dat hij net de eerste voor het nageslacht vastgelegde reis naar Australië gemaakt had. Later werd de Duyfken na een paar schermutselingen met Spaanse schepen onherstelbaar verklaard en aan haar lot overgelaten.
Van dit schip werd een replica gebouwd op de Lotteries Duyfken Village scheepswerf, vlakbij het Western Australian Maritime Museum in Fremantle. Op 12 januari 1997 mocht Prins Willem-Alexander daar de eerste hand leggen aan de kiel. Op 10 juli 1999 werd het schip te water gelaten. Op de webpagina van de Chevron 2000 Duyfken Expedition kan men niet alleen meer te weten komen over het bewogen bestaan van de originele Duyfken en de constructie van haar replica. Er is ook een dagelijks verslag te lezen van de ‘historic expedition of rediscovery’ die het schip ondernam van Fremantle naar Queensland via de befaamde Spice Islands. Het schip vertrok in april 2000 en de aankomst aan de Gold Coast was gepland rond Kerstmis van dat jaar.
In het bovengenoemde Western Australian Maritime Museum is ook het gereconstrueerde deel van een ander VOC-schip te zien. De 56 meter lange driemaster Batavia werd in 1628 op een Amsterdamse scheepswerf gebouwd en zonk al een jaar later toen ze voor de Australische kust op een koraalrif liep. Driehonderd opvarenden konden met sloepen een onbewoond eiland voor de kust van Australië bereiken. Onbewust van de nabijheid van het Zuidland gingen kapitein Francisco Pelsaert en een aantal bemanningsleden hulp halen in het drieduizend zeemijlen verderop gelegen Batavia.
Ook van de Batavia werd een replica gebouwd. Dat gebeurde op een werf in Lelystad tussen 1985 en 1995. Dat kort voor de start van het project het originele wrak werd opgedoken