Muziek
Ik doe wat ik doe
Na de teksten van o.a. Drs. P en Raymond van het Groenewoud verscheen in de reeks Pluche, bibliotheek van Nederlandse chansons en cabaretliederen, een verzameling liedteksten van Lennaert Nijgh. ‘Lennaert wie?’, kan de lezer die zich nooit echt verdiepte in het Nederlandse chanson zich misschien afvragen. Van beide andere heren hebben ze ongetwijfeld al gehoord, omdat zij ook hun eigen liedjes vertolken. Nijgh deed dat nooit en ik heb me laten vertellen dat dat ook maar goed is... En toch moeten deze zinnen elke Nederlandstalige vertrouwd in de oren klinken:
Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier,
zomaar drijven, na het vliegen
in de wolken drijfje hier.
Verdronken vlinder is nog altijd één van de populairste liedjes van Boudewijn de Groot. Lennaert Nijgh schreef tientallen teksten voor De Groot, waaronder veel van zijn allerbeste en allerbekendste. Nijgh en De Groot groeiden beiden op in dezelfde straat in Heemstede, een stadje ten zuiden van Haarlem (De Groot werd wel geboren in Nederlands Indië). Ze volgden allebei de HBS in Haarlem en daarna de filmacademie in Amsterdam. De allereerste tekst die Lennaert voor Boudy, zo heette Boudewijn toen nog, schreef, schept de jongensachtige sfeer onder middelbare scholieren:
En 's avonds op het stille strand,
dan is er weer iets aan de hand,
dan komt er een geweldig feest,
zoals er nooit één is geweest,
dan wordt het strandvuur opgestookt,
waarop men lekker worstjes kookt
en met transistors in de hand
trekt heel de troep weer naar het strand.
In mei 1964 droomt het duo ervan met dit liedje de hitparade te veroveren. Dat lukt niet, al laat het succes niet zo lang op zich wachten. In 1965 scoren ze een heuse hit met Meisje van zestien, een vertaling (via een Engelse omweg) van een lied van Charles Aznavour. De beginregels wekten al meteen de aandacht:
Ze woonde in een villawijk,
Haar ouders waren stinkend rijk.
Het paste in de tijdgeest. Na het internationale succes van Dylan en Donovan, zou Boudewijn de Groot de eerste Nederlandstalige protestzanger worden. Lennaert Nijgh leverde vertalingen van klassiekers als The Times they're a-changin' van Bob Dylan en The Universal Soldier van Buffy Sainte-Marie. Helemaal zelf schreef hij in 1965 Welterusten, meneer de president, waarmee Boudewijn alweer de eerste was die een anti-Vietnamlied in het Nederlands zong:
Denk maar niet aan al die jonge frontsoldaten,
eenzaam stervend in de verre tropennacht,
laat die weke pacifistenkliek maar praten,
meneer de president, slaap zacht!
Die weke pacifistenkliek zou zich weldra bekeren tot de Flower Power en het stond buiten kijfdat De Groot/Nijgh de eerste Flower Power plaat in Nederland zouden maken: de historische elpee Picknick uit 1968.
Maar daarvoor probeerde Lennaert Nijgh ook nog gewoon te overleven. Dat deed hij onder andere door Haarlemse volksliedjes te schrijven op bestelling. Die werden vertolkt door Cobi Schreijer, coryfee uit de vroege Nederlandse folkrevival, in haar Taveerne De Waag in Haarlem, waar ook Boudewijn de Groot voor 't eerst op een podium stond. In De Waag ontmoette Nijgh zijn eerste grote liefde, Joke, die het een klein jaar later voor bekeken hield en naar Engeland vertrok. Sindsdien zou de verloren liefde, het verloren geluk, een constante worden in de teksten van Lennaert Nijgh, die voorheen al niet echt een vrolijke Frans was. Zijn teksten werden een manier om te overleven, naast de drank en de drugs. De tweede elpee van Lennaert en Boudewijn heette dan ook niet toevallig: Voor de overlevenden. Het wordt de meest weergaloze verzameling liedjes die ze samen op de plaat zetten. Naast de eerder geciteerde Verdronken Vlinder, bevat het album klassiekers als Testament,
Na tweeëntwintig jaren in dit leven
maak ik het testament op van mijn jeugd
‘Vrienden van vroeger’
't Is eindelijk een feit:
ik weet, ik ben volwassen,