Ons Erfdeel. Jaargang 44
(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNicaise de Keyser, een negentiende-eeuwse beroemdheidHet eerste wat de bezoeker in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten ziet, zijn de monumentale schilderijen in de trapzaal die ‘De roem van de Antwerpse kunstschool’ voorstellen. Ze zijn het werk van Nicaise de Keyser (Zandvliet, 1813 - Antwerpen, 1887). In een reeks van 36 doeken bracht hij de geschiedenis, de eigenheid en de uitstraling van de Antwerpse kunstschool in beeld. Het monumentale ensemble werd geschilderd tussen 1862 en 1874 voor de hal van het oude Antwerpse museum. In 1890 werd het overgebracht naar de speciaal aangepaste trapzaal in het nieuwe museum (het huidige Koninklijk Museum voor Schone Kunsten). De restauratie van ‘De roem van de Antwerpse kunstschool’ was aanleiding tot een dossiertentoonstelling over Nicaise de KeyserGa naar eindnoot(1), een man die beroemd was tijdens zijn leven maar na zijn dood snel werd vergeten. Nicaise de Keyser behoort tot de schilders die in de jaren 1830 vanuit Antwerpen met veel bravoure het historische romantisme inluiden. In hun monumentale schilderijen worden met veel pathos en dramatiek belangrijke historische momenten tot leven gebracht. De terugblik op belangrijke figuren en grootse momenten uit het eigen verleden en op de eigen artistieke traditie speelt in op de gevoelens van patriottische trots in het jonge België en wordt vanuit officiële hoek sterk aangemoedigd. In 1836 wijst Louis Alvin op de beschavingsopdracht van schrijvers, schilders en beeldhouwers; door het kiezen van de juiste onderwerpen uit de historische annalen dienen ze de liefde voor de geboortegrond bij te brengen.Ga naar eindnoot(2) De spectaculaire De Slag der Gulden SporenGa naar eindnoot(3) die Nicaise de Keyser in dat jaar op het Brus- | |
[pagina 116]
| |
selse Salon exposeert, beantwoordt hier volledig aan. Het onderwerp is perfect gekozen, nl. het beslissende moment in de strijd: Robert d'Artois krijgt de genadeslag. De dynamische compositie en de nadrukkelijke licht-donkereffecten verhogen de dramatische spanning van het gebeuren; ze verwijzen tevens naar de eigen Rubensiaanse traditie. Opvallend is ook de aandacht voor de correcte historische details en voor het duidelijk herkenbare verhaal. Talrijke voorstudies en kopieën naar oude prenten, manuscripten, wapens e.d. gaan aan het schilderij vooraf. Er is geen sprake van fantasie. De Keyser baseert zich trouwens op het verslag dat E. Voisin over deze historische veldslag publiceerde in 1834.Ga naar eindnoot(4) In 1839 volgt een even groots opgevatte De Slag te Woeringen, bestemd voor het nationale museum in Brussel (nu in Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel), en in 1844 voltooit hij De Slag te Nieuwpoort in opdracht van de Nederlandse koning Willem II.Ga naar eindnoot(5) Nicaise de Keyser is op dat moment 31 jaar oud, een gevierde en officieel erkende schilder wiens werken bij koninklijke families en vooraanstaande verzamelaars in België, Nederland en Duitsland bijzonder in trek zijn. Hij vereeuwigt zijn belangrijke opdrachtgevers in verfijnde geïdealiseerde portretten, en kent succes met historisch, literair of bijbels geinspireerde genrestukken. Ze beantwoorden aan de smaak van zijn opdrachtgevers en spelen in op de tijdgeest in de negentiende-eeuwse burgerlijke maatschappij. Wapengekletter en pathetische gebaren wijken voor statische, theatrale taferelen waarin kunstenaars en vorsten uit het verleden ten tonele worden gevoerd, zoals Het bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella aan de drukkerij Plantijn (1872; Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen). Het zijn voorstellingen die tevens fungeren als een weerspiegeling van de culturele bloei in de eigen tijd. Grote bijval kennen ook kleine ‘chevaletstukken’ waarin persoonlijke emoties en spanningen
Nicaise de Keyser, ‘Michelangelo bij het bed van de dode Vittoria Colonna’, 1851, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen.
geprojecteerd worden in literaire helden of beroemde artistieke voorgangers, zoals Michelangelo bij het bed van de dode Vittoria Colonna (1851; Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen). Dergelijke romantisch geïnspireerde genrestukken worden in de loop van de hele 19e eeuw ook elders in Europa veelvuldig vervaardigd. De schilderijen van o.a. de Franse schilders Paul Delaroche (1797-1856) en Joseph-Nicolas Robert-Fleury (1797-1890), of van de Nederlanders Ary Scheffer (1795-1858), die in Parijs een succesrijke carrière uitbouwde, en Sir Lawrence Alma Tadema (1836-1912), die furore maakte in Londen, kennen een enorme populariteit. We treffen dikwijls dezelfde thema's aan bij de verschillende kunstenaars; ook hanteren ze dezelfde compositieschema's en attributen. Hun werken worden, net als deze van Nicaise de Keyser, op grote schaal verspreid door middel van prenten. Ze worden uitvoerig besproken en onderling vergeleken. Nicaise de Keyser drukt ook jarenlang een stempel op het Antwerpse kunstgebeuren. Hij is van 1855 tot 1879 directeur van de Antwerpse Academie, voorzitter van het academisch korps en conservator van het museum. Tijdens zijn directeurschap krijgt hij opdracht voor zijn belangrijkste werk: De roem van de Antwerpse kunstschool (1862-1874; trapre- | |
[pagina 117]
| |
zaal KMSKA). Het groots opgevatte project, waarvoor staat en stad budgetten ter beschikking stellen, illustreert de toenmalige officiële kunstvisie. Het integreren in openbare gebouwen van monumentale geschilderde ensembles waarin belangrijke figuren en momenten uit het eigen verleden worden verheerlijkt, stimuleert het gevoel van verbondenheid en trots op de waarde en betekenis van de eigen natie. Ook de verfraaiing van het straatbeeld met standbeelden van beroemde voorgangers past in deze context. Het programma van dergelijke projecten wordt nauwkeurig vastgelegd; er is geen plaats voor fantasie. Correct weergegeven historische details en een duidelijk leesbaar verhaal zijn essentieel. Antwerpen, waar in 1840 Rubens feestelijk wordt herdacht, profileert zich als kunststad en kiest dan ook bewust voor dit groots opgevatte kunstenaarspantheon. Het is bestemd voor de hal van het Antwerpse museum, waar het als een soort stripverhaal de betekenis en internationale uitstraling van de Antwerpse kunstschool voor iedereen duidelijk vertelt en tevens de bezoeker inleidt op de museumverzameling. Idee en uitwerking zijn niet nieuw, maar sluiten aan bij dergelijke cycli elders in Europa. De Keyser had duidelijk het decoratieve kunstenaarspantheon voor ogen dat Paul Delaroche tussen 1836 en 1841 uitvoerde in de Hémicycle van de École des Beaux-Arts te Parijs. Delaroche nam in zijn pantheon de beroemdste kunstenaars op vanaf de 5e eeuw voor Christus tot in de 17e eeuw. De Keyser concentreert zich op de Antwerpse kunstschool. Nicaise de Keyser was één van de schilders die in de jaren 1830 de schilderkunst in België een nieuwe impuls gaf vanuit een romantische terugblik op het verleden en op de eigen artistieke traditie. Hij beantwoordde perfect aan de verwachtingen in de toenmalige burgerlijke maatschappij waarin de officiële greep
Nicaise de Keyser, detail uit ‘Allegorische figuren van de stad Antwerpen, de Gotiek en de Renaissance, omringd door kunstenaars (De roem van de Antwerpse kunstschool)’, trapzaal Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten, Antwerpen.
op het kunstgebeuren zeer groot was, en werd uiteindelijk deel van dat establishment. De accentverschuivingen die zich vanaf het midden van de 19e eeuw aftekenden gingen aan hem voorbij. Schilders keerden zich af van het verleden, en richtten hun blik op de eigen tijd die ze in al zijn facetten wilden weergeven. Ze maakten zich los van de strakke academische regels en normen, concentreerden zich op de zuiver picturale waarden en onderzochten nieuwe expressieve mogelijkheden. Ze verzetten zich tegen de officiële Salons en groepeerden zich in onafhankelijke kunstgroepen. Wanneer in 1883 de Brusselse avant-gardekring Les XX wordt opgericht, is de tijd van negentiende-eeuwse officiële beroemdheden zoals Nicaise de Keyser, definitief voorbij. Hun schilderijen werden als verhalend en oubollig beschouwd, en verdwenen jarenlang uit de belangstelling. Pas in de laatste decennia worden de werken van deze ‘vergane glories’ geleidelijk aan weer uit de kelders gehaald, en groeit de interesse voor de betekenis en de functie die deze schilderijen hadden in de negentiende-eeuwse samenleving. De taferelen waarin historische of- | |
[pagina 118]
| |
literaire helden ten tonele werden gevoerd, zijn immers veel meer dan louter verhalende, dikwijls met een perfect beheerst metier geschilderde voorstellingen. Het zijn projecties van de waarden en ideeën die leefden in de toenmalige samenleving, waarin het creëren van een natiegevoel een bewuste keuze was. Inzicht in hun onderliggende bedoeling en in de criteria waaraan ze moesten voldoen, is relevant voor een beter begrip van de negentiende-eeuwse maatschappij. De tentoonstelling Het Vaderlandsch Gevoel. Vergeten 19e-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis, ingericht in het Rijksmuseum te Amsterdam in 1978, was de eerste van een reeks projecten waarin de functie van deze schilderijen in hun maatschappelijke context werd onderzocht. Grondige studies van o.a. Paul Delaroche en Sir Lawrence Alma-Tadema volgden. Tentoonstellingen zoals Mythen der Nationen (Berlijn, 1998), en Mise-en-scène. Keizer Karel en de verbeelding van de negentiende eeuw (Gent, 1999/2000), lagen in deze lijn. Ook Nicaise de Keyser heeft zijn plaats in dit onderzoek. Hij is een typisch voorbeeld van de kunstenaars die in hun taferelen de ideeën van de negentiende-eeuwe samenleving projecteren.
Dorine Cardyn-Oomen h. hymans, Notice sur la vie et les travaux de Nicaise De Keyser, Brussel, 1889; cat. dossiertentoonstelling ‘Nicaise De Keyser’, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, 2000. |
|