‘Overal’
...langs de Rijn, langs de Amstel
waar je ook bent, waar meisjes
waar moeder natuur, overal
in de bus, op de schaats...
besluit met
datje weet dat het alles betekent,
maar weinig, en dat dat het is.
Rembrandt had het kunnen denken als hij ergens aan de Amstel weer eens een knotwilg of een boerenhek zat te tekenen.
In meer gedichten is dat dankbare besef van het beperkte hier en nu terug te vinden, zoals in het autobiografische, met de nodige zelfspot vertelde ‘In niets’, dat begint in de Zuid-Hollandse geboortestreek.
In ‘Avontuur’ zien we de dichter en zijn M. met flora en kaart in een dit keer onnederlands landschap verkeren en het brengt hem tot een van zijn meest intieme liefdesgedichten.
Liefde. Intimiteit. Al bij de presentatie van Jij als geen ander werd de aandacht gevestigd op wat een novum zou zijn in Zuiderents poëzie: onverbloemde of zelfs gedurfde erotische gedichten. Die constatering betrof, denk ik, vooral de afdeling ‘Steeds heviger bezweken’ / ‘(Een zevenluik)’. De titel, ontleend aan ‘Het lied der dwaze bijen’ van Nijhoff doet je op je hoede zijn, net als gedicht 4, precies midden in de reeks, bestaande uit maar één regel, ‘Gekruisigde, kruisig me, fluisterde ze’.
Of dit verzoek moet worden geduid als een ultiem erotisch verlangen is me niet duidelijk geworden. Misschien zie ik een sleutel over het hoofd. Hoe dan ook, in Zuiderents meestal zo doorwrochte en soms ook weerbarstige poëzie is gedicht 7 beslist opmerkelijk.
7
Keer in mij om, o kom, kwam zij, mijn
zoete, lieve, bolle paardheid half
dat ik je koe, je kalf je haver, je grit
of je gort en jij dan mijn smullende
stapel, god van mijn trog, bijna mensengeslacht,
hol vanbinnen, buiten vol
als een gijs, keer toch de hele mik
om, kom, kom, kom, o kom haastiglik.
Ad Zuiderent (o1944) - Foto Klaas Koppe.
Zo eindigt dit zevenluik in extase, uitgestameld in agrarische beelden, een flard kindervers en een oude, hier dubbelzinnige, christelijke bede. Voor de vroeger wel eens gepropageerde spelling haastiglik zal wel niet alleen zijn gekozen terwille van het ogenrijm.
Elementen uit kinderliedjes, gedichten over muziek en beeldende kunst, zoals ‘Panamarenko in. Watou’ maken van Jij als geen ander een bundel vol afwisseling.
‘Voice mail’ is een opvallende reeks, opgedragen aan de nagedachtenis van de moeder van de dichter. Het gaat om vijf onbeantwoorde telefonische boodschappen. Dat ze een voor Zuiderent ongebruikelijk vlot parlando doen horen, ligt in dit geval voor de hand. De vorm van de doorsnee telefonade bepaalt hier het taalgebruik grotendeels. De bejaarde, gelovige moeder, vóór haar dood wonend in Zuiderents geboortedorp 's-Gravendeel in de Hoekse Waard, wordt toegesproken als een onhandige digibete, die in de hemel zit te klungelen met een onwillige mobiel. De toon van de opbeller is doorgaans die van de geduldig uitleggende zoon, zo'n toon die vaker wordt aangeslagen tegenover ouden van dagen die niet vertrouwd zijn met de ultra-moderne gemakken:
...heb ik het gevoel dat ik een beetje
in de lucht zit te praten; is je toestel
kapot ofzit je te klooien met sterren