Ons Erfdeel. Jaargang 44(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Toon Tellegen Voorwaarden waaraan een gedicht moet voldoen Het moet pijnlijk zijn: altijd, hoe dan ook. Ik moet het er nooit mee eens zijn. Met een lantaarn en een vergrootglas moet ik - op mijn knieën en vervolgens op mijn buik - de logica zoeken, die het telkens laat vallen. Het moet zich verheffen - daar mag geen twijfel over zijn - het moet zich altijd verheffen uit zijn nederige stoel, de ramen opendoen en zingen - luidkeels, schor en onzinnig - over de liefde en over mij, de geur van rozen en onsterfelijkheid, bijna geloofwaardig, om zich heen, en nog pijnlijker moet het zijn, nog véél pijnlijker. [pagina 95] [p. 95] Een lang leven staat voor de deur. Wat zullen we het laten doen? We laten het kloppen. Het is moe en achterdochtig. Het is zijn sleutels kwijt. Treinen rijden voorbij, reizigers die dommelen. We laten het lange leven op zijn tenen staan en naar binnen kijken, we laten het liefde zien, en muizenissen en redeloze angst, laten het gesprekken horen over het blauw vanmorgen, het grijs van gisteren en het eeuwige rood van nu, reikhalzend zijn de gasten en schitterend hun smarten, het lange leven zucht en drukt zijn neus tegen een raam - op de tafel een kersentaart. [pagina 96] [p. 96] Aan het einde van de dag, als iemand aan komt hollen met de liefde, als je moe bent en onhandig en toevallig net verward in een warnet van angsten - wat moet je doen, wat moet je met de liefde doen, donzig, schrikachtig, die iemand je nog brengt? Ik herinner me een jongen die op zijn schreden terugkeerde en dacht: bijna heeft iemand hartstochtelijk van mij gehouden, bijna ben ik duizelig van geluk geweest! En bijna had hij gezongen, bijna was hij gaan hollen, die jongen, op een ochtend in het land. Uit: Gedichten 1977-1999, Querido, Amsterdam, 2000, 660 p. Vorige Volgende