Publicaties
Veranderingen in het Standaardnederlands
Vijftig jaar geleden begreep een ontwikkelde Nederlandstalige elk woord uit de volgende zin: ‘Op de oefenschool leerde de kwekeling het a-b-kind zijn kroontjespen af te vegen aan een inktlap.’ Dat begrip is anno 2000 bij velen niet meer aanwezig. Een kwekeling is inmiddels gepromoveerd tot pabo-student en de driedelige Van Dale zal geraadpleegd moeten worden om de betekenis van oefenschool en a-b-kind te achterhalen. Een Reve-liefhebber en 50-plussers weten uiteraard wat een kroontjespen en een inktlap zijn, maar de modale 50-‘minners’? Volstrekte geheimtaal voor iemand uit de jaren vijftig zou deze formulering zijn geweest: ‘Op deze website kun je nu al een aantal e-boeken downloaden.’
Talen veranderen overal en altijd. Dat blijkt uit het verdwijnen en verschijnen van woorden, een proces dat ten nauwste samenhangt met de communicatieve behoeften in een voortdurend veranderende samenleving: mensen willen met elkaar over alles kunnen praten. Toch is het komen en gaan van woorden slechts een oppervlakkige verandering. Wijzigingen in de uitspraak en in de grammatica daarentegen raken de kern van een taal.
Onder de titel Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw (1999) hebben de taalhistoricus Joop van der Horst, werkzaam aan de K.U. Leuven, en zijn broer Kees van der Horst, een freelance publicist, een lijvig boek uitgebracht over taalverandering. Deze rijk gedocumenteerde studie is niet primair bestemd voor de taalspecialist, maar voor de taalliefhebber. Ik denk dat velen die met plezier lezen en grasduinen in tijdschriften als Onze Taal dat ook zullen doen in dit helder geschreven boek. Ze worden daarbij geholpen door een uitgekiend en hier en daar zelfs intrigerend Register met daarin prikkelende items als ‘bananenzinnen’, ‘croma-zinnen’, ‘feit is-zinnen’, ‘haar-ziekte’ en ‘sponzendoosje’. Maar ook taalkundigen komen aan hun trekken, onder meer via een voorbeeldige Bibliografie.
Taalgeschiedenis is voor de auteurs geen geïsoleerde zaak: zij plaatsen die in het kader van de algemene geschiedenis. De taalhistoricus schreef de linguïstische delen en zijn broer de algemeen-historische. In het eerste hoofdstuk geeft Kees van der Horst een schets van Nederland in de twintigste eeuw; na het slothoofdstuk bezorgt hij een Kroniek van die eeuw en in losse kadertjes vertelt hij bondig de geschiedenis van vooral vervoers-, communicatie-, registratie- en gebruiksmiddelen (schrijven, radio, televisie, telefoon, fiets, luchtvaart, bandrecorder, huishoudelijke apparaten, enz.). Die historische bijdragen zijn leuk om te lezen en leerzaam, maar het dwingende verband met de kern van het boek is onduidelijk. Ze zijn ook opvallend neerlandocentrisch. Als lezer verwacht je een evenredige aandacht voor de geschiedenis van Nederlandstalig België, maar daar is geen sprake van. Dat de verbreiding van het Standaardnederlands in Vlaanderen een ander verloop heeft gehad dan in Nederland, kan toch geen excuus zijn voor die stiefmoederlijke behandeling. Zo had in de Kroniek de Taalgrenswet van 8 november 1962 vermeld moeten worden, en waarom Johan Cruijffs beëindiging van zijn actieve voetballoopbaan wel gememoreerd wordt en die van de nog altijd tot de verbeelding sprekende wielrenner Eddy Merckx niet, is onbegrijpelijk.
Het centrale onderwerp van deze studie is het nagaan van opvallende veranderingen in de woordenschat, de uitspraak en de grammatica van het Standaardnederlands, het Nederlands dat als norm voor correct taalgebruik wordt aanvaard. Regionale en sociale variëteiten, alsook allerlei soorten jargons blijven onbesproken. Het gaat louter om de interne geschiedenis van het AN of ABN.
Het taalkundige deel van het boek behandelt uiteenlopende aspecten van die standaardtaal: woordenschat,zinsdelen, werkwoorden, woordvolgorde, morfologie en uitspraak. In een belangwekkend Slot gaat Joop van der Horst op genuanceerde wijze in op het ontstaan, de verbreiding, de verscheidenheid en de status van het Algemeen Nederlands in Noord en Zuid. Tussen 1900 en 1910 sprak 3% van de Nederlandstaligen, allen behorend tot de economische, poli-