Willem Melchior (°1966) -
Foto Roeland Fossen.
buizenconstructie. Het hallucinante gezelschap heeft het op hem gemunt, en uiteindelijk wordt hij door de hond aan stukken gescheurd. ‘Zijn borst, buik en zijden zaten, besmeurd met modder en bloed, vol diepe, gerafelde sneeën, waaruit het vlees op sommige plaatsen naar buiten puilde. Ze deden nauwelijks pijn. Terwijl hij zijn hand over zijn buik legde en, zacht strelend, zijn wonden betastte, begon hem iets te dagen. Zijn angst verdween, een grote kalmte kwam over hem. “Het is gelukt,” fluisterde hij ongelovig.’
Het lijkt er op dat Melchior in De roeping van het vlees een soort catalogus aanbiedt van zijn schrijverschap, met een staalkaart van later uit te werken verhaallijnen. In ieder geval is ook Kasper Valentijn, het hoofdpersonage van de gelijknamige roman uit 1996, een Narcissusfiguur die ervan droomt om door een lustmoord aan zijn einde te komen. Die dood vindt hij uiteindelijk in New York, waar hij als fietsboodschapper door een van zijn klanten als slaaf wordt mishandeld. Na de zoveelste martelsessie krijgt hij uiteindelijk een mes tussen de schouderbladen gepland.
Terwijl de verhalen geraffineerd maar zonder veel omhaal op hun doel afgingen, neemt Melchior in zijn eerste roman ruim de tijd voor een uitgebreide karaktertekening van zijn hoofdpersonage. De langgerekte proloog van het boek doet dienst als een soort seksuele bildungsroman, beginnend bij de vierjarige Kasper die op zwemles gefascineerd raakt door zijn buik, en eindigend nadat hij wordt ontmaagd. Samen met de steeds langer wordende zinsbouw zorgt die psychologische verfijning ervoor dat Kasper Valentijn als een scharnier fungeert tussen Melchiors debuutbundel en zijn onlangs verschenen roman De onhuwbaren.
Daarin is Lodewijk Thijssen, net als Kasper Valentijn, een student die in Amsterdam op kamers woont. Beide jongens vertrekken na een aantal vluchtige relaties op vakantie naar Italië. Bij hun terugkeer in Nederland krijgen ze van een vriend een voorstel om samen in New York op avontuur te gaan. De vriend van Kasper heet Mario Sanders, die van Lodewijk Sander van Loon.
Melchior lijkt zo veel van zijn thema's te houden, dat hij zichzelf ‘plagieert’. Meer dan eens krijg je het gevoel dat beide romans elkaar weerspiegelen en dat dit hetzelfde boek is in een andere kaft. Zowel de grote verhaallijnen als de details worden spaarzaam gerecycleerd. Maar Melchior redt zich door met De onhuwbaren een in alle opzichten verbeterde versie van Kasper Valentijn af te leveren. De psychologisering is nog subtieler geworden, de zinsbouw nog fanatieker langgerekt en gepolijst. En voor het eerst lijkt de auteur niet meer zo fanatiek gefocust op de beschrijving van sadomasochistische sessies. Of beter: het sadomasochisme is gesublimeerd tot een treiterig psychologisch spel van aantrekken en afstoten. De rol van ‘meedogenloze jongen’ wordt daarbij gespeeld door Sander van Loon, de onbereikbare geliefde die Lodewijk het hoofd op hol doet slaan. Sanders onbereikbaarheid ligt vooral in zijn belichaming van Lodewijks eigen ideaalbeeld, en vormt zo eens te meer een variant op de narcistische verliefdheid. Lodewijk, de dromerige adolescent die ervan ‘overtuigd was geraakt dat hij vanwege zijn terughoudende aard eerder was voorbestemd om het leven te beschouwen dan eraan deel te nemen’, ondergaat onder invloed van zijn geliefde een metamorfose. Hij laat zijn haar verven, gaat vlottere kleren dragen en laat zijn studies voor wat ze zijn.
Het is bewonderenswaardig om te zien met welke precisie Melchior erin slaagt om alle facetten van Lodewijks verliefdheid vast te leg-