Ons Erfdeel. Jaargang 42
(1999)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 768]
| |
vardgenre en heeft hij, mede door zijn altijd licht chargerende stijl, een grote populariteit verworven.’ Dat de 76-jarige Nand Buyl onlangs van de Vlaamse Vereniging van Theatercritici de Thersitesprijs mocht ontvangen, is een heuglijk signaal. De toekenning van de prijs betekent veel meer dan de brave bekroning van een carrière als populaire komiek. Ik beschouw de prijs eerder als een blijk van waardering voor een in het verleden soms nogal ondergewaardeerde rasacteur. Bovendien wordt Buyl, die nog steeds actief is bij verschillende gezelschappen, ‘beter’ naarmate hij ouder wordt. De laatste jaren speelde hij rollen waarin hij uitmuntte door een indringende expressieve soberheid. De alertheid en de souplesse waarmee hij zich op oudere leeftijd aanpast aan en functioneert in de nieuwe theatercontext is bewonderenswaardig. Buyl stond al vanaf zijn zesde op de planken. In zijn geboortestad Antwerpen maakte hij deel uit van het kinderkoor van de Opera en via die weg belandde hij in een aantal filmrollen. Zo speelde hij mee als knaap van elf in de film De Witte (naar Ernest Claes) van Jan Vanderheyden. In 1941 meldde hij zich bij de Brusselse Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS). Daar was een plotseling tekort aan acteurs, want een behoorlijk aantal trok naar de door de Duitsers gerunde Alhambraschouwburg in Brussel, waar ze een contract van twaalf maanden aangeboden kregen. Voor een hele generatie is Nand Buyl vooral de Schipper uit Schipper naast Mathilde. Van deze eerste dramaserie op de Vlaamse televisie werden tussen 1955 en 1963 184 afleveringen uitgezonden. Het succes was enorm. Bij een historische terugblik noemen velen in een enquête deze soap avant-la-lettre hét tv-moment in Vlaanderen. Buyl leerde zijn volk (graag) tv kijken. In die tijd was ‘professionalisme’ nog ver te zoeken. Om de veertien dagen een nieuwe aflevering betekende weinig repeteren en veel improviseren. Alles ging bovendien rechtstreeks de ether in; alleen de laatste afleveringen werden ingeblikt. Die werkwijze was Buyl niet vreemd: in de KVS werden toen ook dertig voorstellingen per seizoen gespeeld. Daar leerde autodidact Buyl zijn stiel. Vooral regisseur-directeur Gust Maes noemt hij zijn grote leermeester. Zelf zou hij ook leraar dramatische kunst worden aan het Brusselse Conservatorium. Hij bleef bij de KVS tot 1993. Als acteur, regisseur en vanaf 1972 als artistiek directeur. In die halve eeuw maakte hij uiteraard een grote evolutie in de theaterkunst mee. In het begin tuimelde je om de twee weken in een nieuwe productie en was de souffleur de eigenlijke spilfiguur van de voorstelling. Regie was aanvankelijk alleen maar ‘bewegingsregie’. Met het verminderen van het repertoire kwam geleidelijk meer tijd vrij om het stuk te analyseren en kreeg de regisseur een hoofdrol toebedeeld. Tijdens de eerste jaren van zijn directeurschap kwam het Theaterdecreet (1976), dat de kunstenaar eindelijk een statuut gaf, maar meteen hoge eisen stelde aan het theaterbedrijf. Televisie, revue en cabaret meegerekend, moet Buyl ruim 1500 rollen gespeeld hebben. Al heel vroeg werd zijn aanleg voor het tragikomische opgemerkt. Zijn kleine gestalte en zijn mimiek zullen daar niet vreemd aan zijn geweest. Niettegenstaande de verscheidenheid aan rollen die hij speelde, bleef hij misschien iets te lang opgesloten in het emplooi van de komische acteur. In elk geval vond hij in 1972 zelf dat hij een beetje leeggespeeld was en hoopte hij als artistiek directeur nieuwe impulsen te kunnen geven. Dat is hem niet gelukt. Eigenlijk zat hij volop in de crisis van de grote repertoiregezelschappen. Om uit een groeiende verstarring te raken werd van deze verwacht dat ze zich artistiek gingen heroriënteren en ‘interessant hedendaags theater’ zouden brengen. Ze moesten niet de commerciële toer opgaan en toch een groot publiek bereiken. Dat is niet eenvoudig. Het is overigens bekend dat wie er wél in slaagt dat soort artistieke input te geven, alleen maar een kans maakt wanneer zijn invloed voldoende financieel ondersteund wordt door de subsidiënt en ‘moreel’ door de media. Anders kom je in een vicieuze cirkel terecht. Misschien was het zijn sociale gevoel dat hem belette radicaal het mes in het tanende acteursbestand van de KVS te zetten. Maar de dieperliggende reden is waarschijnlijk dat Buyl in de allereerste plaats acteur is. Hij fungeert beter als tuinier die het theaterlandschap genereus besproeit dan als architect die ontwerpt en verkavelt. Het is daarom een zegen voor het publiek, dat hij na zijn ontslag als directeur weer volop te zien is als acteur in uiteenlopende theaterhuizen. Daar speelt hij grote en kleine rollen, met dezelfde accuratesse, dosering en perfecte timing. Een paar jaar geleden schitterde hij in de rol van | |
[pagina 769]
| |
Maarten in Bernlefs Hersenschimmen (een productie van het Brusselse Kaaitheater, in regie van Guy Cassiers). Met kleine realistische reflexen, zonder theatraliteit of kneuterigheid, gaf hij gestalte aan de complexe geestelijke wereld van een dementerend personage. Samen met de Nederlandse actrice Henny Orri maakte hij toen een voorstelling die het publiek naar de keel greep. Diezelfde zuinigheid van middelen kenmerkte ook zijn Beckett bij Arca, de rol van Max in De Thuiskomst van Pinter (KNS Antwerpen) en zijn rol in De Storm (KVS-regie van Franz Marijnen). Bij De Tijd liet Lucas Vandervost in Pelléas en Mélisande het jonge protagonistenduo vertolken door Buyl en zijn vrouw Chris Lomme (Marieke uit Schipper naast Mathilde). Een gewaagde, maar goed overwogen ingreep, met veel overtuiging uitgevoerd in de sobere, gestileerde stijl van de regisseur. Het jaar daarop gaf hij een knappe vertolking van de marginale ‘man van de groenstrook’ in Het Evenwicht van Botho Strauss (Arca-regie van Dirk Buyse): een verwezen kerel, die met het cynisme en de wijsheid van de nar zijn kritiek op maatschappij en taalverloedering een haast profetische klank gaf. Hij trad ook op in de musical Sacco en Vanzetti (Koninklijk Ballet van Vlaanderen). Vorig jaar stond Nand Buyl tweemaal in Het Toneelhuis. Grandioos speelde hij de ‘stille’ rol van Estrugo in De cocu magnifique van Crommelynck, maar ook de travestierol van een zeventigjarig knorrig manwijf in The Beauty Queen of Leenane van de jonge ‘lost generation’ -auteur Martin McDonagh. Dit seizoen maakt hij zijn opwachting bij het NTG in Hoog tijd van Tom Cole (regie Jean-Pierre De Decker) en bij Theater Zuidpool samen met Chris Lomme in Becketts Gelukkige dagen. Nand Buyl (º1923) - Foto Luk Monsaert.
Gelukkig de speelman die na een lange carrière zijn natuurtalent niet opbergt in de oude doos, maar de vruchten van zijn ervaring frisser dan ooit aanbiedt. Wie dat kan, hoeft niet mee te draaien in grote vernieuwingen en mag blijven twijfelen aan het rendement van diepgravende dramaturgische tekstanalyses. Het respect van Buyl voor de tekst is bekend. Dat betekent: de tekst begrijpen en aanvoelen, hem laten spreken en hem tot leven brengen door hem in spel om te zetten. Zo eenvoudig is dat. Grote trucs heb je dan niet nodig. Juist in deze bescheidenheid is zijn theater ‘belangwekkend’.
Fred Six |
|