Taal- en cultuurpolitiek
België, belle étrangère in Frankrijk
‘La Belgique, avec ses cinq gouvernements et sept parlements, peut bien se permettre d'avoir trois littératures’, aldus Jacques De Decker in zijn inleiding op 17 écrivains belges het boek dat hoort bij Les Belles Etrangères.
Met deze manifestatie, die haar naam ontleent aan een vers van Aragon, nodigt het Centre national du livre (CNL) in opdracht van het Franse ministerie van Cultuur sinds 1987 twee keer per jaar een land uit waarvan het de literatuur beter bekend wil maken bij hel Franse publiek.
Net tussen Albanië en Tsjechië in was België het dertigste land dat de eer had tussen 3 en 13 mei 1999 in Parijs en de provincie te worden voorgesteld in debatten, ontmoetingen en voorleessessies. Zoals men van een Franse gastheer kon verwachten, werden de schrijvers in het hele land goed ontvangen.
Naast het boek werd, in coproductie met Arte, een homogene en evenwichtige film (van de hand van Dominique Rabourdin en Annie Chevallay) gewijd aan de zeventien uitgenodigde schrijvers: acht Nederlandstalige, acht Franstalige en één Duitstalige.
Het CNL had zijn huiswerk goed gemaakt, voorbeeldig geïnformeerd door o.a. Philippe Noble, de Franse culturele attaché voor Vlaanderen, en Jacques De Decker, een van de zeldzame tweetalige Belgen die vertrouwd zijn met de literatuur en de gevoeligheden ten noorden en ten zuiden van de taalgrens.
Er is al eerder gewezen op de merkwaardige situatie dat schrijvers uit België die in hetzelfde land, vaak in dezelfde stad wonen, elkaar soms voor het eerst ontmoeten in het buitenland waar ze landgenoten blijken te zijn of althans zo worden gepercipieerd. Dat is merkwaardig en begrijpbaar tegelijk: ze spreken en schrijven nu eenmaal een andere taal. Daarbij willen de meeste Vlaamse auteurs uitgegeven worden in Amsterdam, en Franstalige Belgen in Parijs. Beiden leven in de periferie van hun taalgebied en staan met de rug naar elkaar. Toch willen de meesten van hen niet opgaan in hun buurland. Misschien is hun
belgitude gewoon deze weige-
ring, de som van de verschillen met Nederland en Frankrijk, dat wat rest als alles gezegd is: een wat vreemd land, op een culturele breuklijn gelegen, precair en verwarrend in elkaar geknutseld, maar toch taaier dan men denkt. België doet denken aan een koppel dat pas zijn evenwicht vindt in het blijvend besef van de naderende breuk, oppert De Decker in zijn inleiding. Die koppels gaan vaak lang mee.
Het Belgische kader heeft juist de bloei van de literatuur mogelijk gemaakt, en ervoor gezorgd dat die zich onderscheidt van de literatuur in Nederland en Frankrijk, aldus nogmaals De Decker. Maar dat betekent dus niet dat er zoiets als een Belgische literatuur zou bestaan. Wat er ook van zij, als het buitenland schrijvers uit België uitnodigt en dat doet met kennis van en respect voor de feitelijke toestand van dat land, dan kan men zo'n uitnodiging alleen maar dankbaar aanvaarden en moet men de kans grijpen de eigen literatuur voor te stellen.
De Nederlandstalige schrijvers in de Belles Etrangères waren Jozef Deleu, Kristien Hemmerechts, Stefan Hertmans, Geert van Isten-