Willem den Ouden, ‘Uiterwaarden bij Opijnen vanaf de dijk’, 1984, litho chine collé, 24 x 35 cm.
ren door Den Ouden zijn verbeeld. Wat zijn typografen belangrijk voor zo'n boek. De vormgeving van Harry Sierman en Marjo Starink zorgt voor een voorname allure; het werd een ongewoon mooie biografie in beeld en woord.
Willem den Ouden geldt niet alleen als een belangwekkende moderne schilder en tekenaar van het landschap. In de jaren tachtig en negentig groeit hij allengs uit tot een nationale autoriteit. Immers, vanaf 1986, het jaar waarin bekend wordt wat de overheden van plan zijn met het Waalgebied, zal hij zich acht jaar lang vindingrijk verzetten tegen kaalslag en sloop. Honderden dijkhuizen staan dan op de nominatie om te worden afgebroken, de smalle slingerende dijk moet veranderen in een soort zeewering, het eeuwenoude landschap van de Betuwe staat een onherroepelijke verminking te wachten. Den Ouden komt juridisch in het geweer, plaatst zwarte rouwvanen in het gebied, is het middelpunt van beeldende, literaire en muzikale protest-manifestaties - ook koningin Beatrix komt langs - maar al die tijdverslindende acties zijn vergeefs. En dat niet alleen. Er zijn polderbestuurders en Betuwenaren die rondbazuinen dat Den Ouden de veiligheid van de hele streek wil opofferen aan wereldvreemde esthetische gezichtspunten. Die verdachtmakingen zijn ongegrond, maar missen hun uitwerking niet. Bij de dreigende hoge waterstand van 1995 wordt een deel van de Betuwse bevolking geëvacueerd. Tot rampzaligheden komt het niet, maar Den Ouden ondergaat het lot van de zondebok. Maandenlang is hij het mikpunt van anonieme telefonades. Ze dreigen hem te verdrinken, er vallen schoten, ze willen hem kwijt. Hij neemt tijdelijk de wijk. Na een aanslag op zijn huis gooien hij en zijn vrouw de kop in de wind. Ze weigeren zich te laten terroriseren. Ze blijven.
Den Oudens dramatische verbondenheid met het Waallandschap, zijn verdriet en woede om de verstoring ervan, hebben ingrijpende gevolgen gehad voor zijn werk. Als na 1986 de ontluistering nadert, wordt hij de gedreven documentalist van het bedreigde riviergebied. Tussen 1987 en 1994 legt hij in honderden tekeningen en litho's het onvervangbare vast.
Later - de bulldozers hebben intussen het onherstelbare gedaan - richt hij zijn blik vooral op de onaantastbare ruimte boven de Waal. Zo schaart hij zich bij de meesters van de Hollandse luchten, een Cuyp, Ruisdael, Van Goyen, een Weissenbruch, een Bennen Luchten hebben zich door de eeuwen heen geleend voor de verbeelding van bevindingen. Zo kunnen ze getuigen van Gods almacht, van kosmisch besef, vaderlandse trots, idyllische romantiek of expressionistische directheid. Al naar gelang tijd, stroming en maker doen ze zich voor in bijbehorend handschrift.
Ook Den Oudens schriftuur is duidelijk van deze tijd. Hij stamt uit een degelijke academisch-figuratieve tekentraditie. De grafiek uit zijn middenjaren doet soms denken aan de 17de-eeuwse prentmakers en is van een ambachtelijke verfijning. Zijn atmosferisch geschilderde rivierlandschappen herinneren nu en dan aan Turner. Tijdens de periode dat hij zich weert als archivaris van het tot verstoring gedoemde landschap, wordt de lijn zijn wapen. De lijnen moeten werkelijk alles doen: de ruimte scheppen, de zon doen heersen, de wisselende weersgesteldheden, de stemmingen van het moment, het jaargetijd en zelfs de windrichting voelbaar maken. Er zijn momenten dat de tekening alle intensiteit niet meer schijnt aan te kunnen en het moet laten bij enkele hartstochtelijke notaties. Bij elkaar vormen deze tekenkunstige verkenningen