Muziek
25 jaar Folkfestival Dranouter
Je kunt het je nauwelijks nog voorstellen dat de zomer niet meer dan 30 jaar geleden een zwak seizoen was voor muzikanten. Die waren maar al te blij toen Woodstock, het legendarische popfestival in de VS met sterren als Neil Young en Joni Mitchell, een nieuwe rage inluidde, ook in Europa: zomerfestivals!
Het was niet meteen ‘Woodstock’ dat Alfred den Ouden - een Dordrechter die als straatmuzikant in West-Vlaanderen belandde - voor ogen had toen hij in 1975 voor 't eerst uitpakte met een festival in Dranouter, een klein West-Vlaams dorp op de grens met Frankrijk, vlakbij Belle (Bailleul). Hij kreeg de inspiratie voor een muziekfeest in open lucht van de artiesten die in zijn folkclub kwamen spelen tijdens de winter. Vooral de Engelse artiesten waren wild enthousiast over het Cambridge Folk Festival. Nu, 25 aar later, zijn Dranouter en Cambridge, die maar met een week verschil plaatsvinden, nog altijd de meest toonaangevende festivals voor rootsmuziek in West-Europa.
Maar, eerst terug naar 1975. Alfred en Kristien den Ouden hebben pas hun folkclub De Zon geopend op het dorpsplein van Dranouter. Een winter lang ontvangen ze folkartiesten uit Groot-Brittannië, Ierland en Frankrijk. ‘Folk’ was de Engelse term die ook in de Lage Landen en Frankrijk een plaats verwierf naast ‘volksmuziek’. Folk was een genre dat startte vanuit de traditie maar daar moderne elementen aan toevoegde: jazzritmes, elektrische instrumenten, meerstemmige arrangementen, niet-Europese klanken. In de jaren '70 bereikte de folk ongeziene populariteit. Groepen als Steeleye Span en Fairport Convention in Groot-Brittannië en Malicorne of Alan Stivell in Frankrijk scoorden zelfs hits in de populaire charts. Het waren die groepen die jaar na jaar top of the bill waren in Dranouter en die ervoor zorgden dat het festival ook gestaag groeide. Van één avond groeide het festival uit tot een driedaags evenement, de kleine speelplaats van het dorpsschooltje werd omgeruild voor een hectarengrote festivalweide met twee podia, en de publieke belangstelling steeg van 250 het eerste jaar naar achtduizend in het zesde.
Het succes van de grote groepen als Malicorne, Steeleye Span of Planxty en The Chieftains in Ierland beperkte zich in de Lage Landen niet tot dat ene dorp in de ‘West-Vlaamse Bergen’. De eigen sien kreeg eindelijk de erkenning waar ze al ruim tien jaar op zat te wachten. Wannes van de Velde, 't Kliekske en Rum verwierven een breed publiek in Vlaanderen. De eerste vooral met eigen, geëngageerde liederen die muzikaal schatplichtig waren aan de Vlaamse volksmuziek. 't Kliekske ontrukte voornamelijk veel instrumentale muziek uit de 18de en 19de eeuw aan de vergetelheid en Rum ging zich specialiseren in middeleeuwse liederen, o.a. uit het Antwerps Liedboek, gepubliceerd in 1544. En het succes werkte aanstekelijk op de meest nabije buitenlandse buren van het Folkfestival in Dranouter. Vreemd genoeg sloeg de vlam nooit over naar Nederland. De interesse voor vooral Ierse muziek was gigantisch. In Rotterdam schaarden jaarlijks duizenden fans zich rond de grote bands van de jaren '70, maar het succes inspireerde bitter weinig Nederlandse artiesten. Zeldzame uitzondering was Fred Piek die zich met zijn groep Fungus aan de Britse folkrock spiegelde. Het aanstekelijke refreintje ‘Zo'n wei, zo'n wei, zo'n dwingelandij’ voerde hen zelfs naar de top van de hitlijsten. Rens van der Zalm, instrumentale duizendpoot bij Fungus, dook nog in talloze projecten op, ook bij Wolverlei, zowat de enige groep die in de jaren '80 van betekenis was in Nederland.
Muzikanten in Frans-Vlaanderen ontdekten dat hun regio een enorme schat aan