| |
| |
| |
| |
| |
| |
De vermeende verpulping van de kwaliteitskrant
Patrick Stouthuysen
werd geboren in 1959. Studeerde aan de VUBrussel en is verbonden aan de vakgroep politieke wetenschappen van deze universiteit. Publiceerde o.a. over alternatieve defensie, de parlementaire debatten omtrent het Belgische veiligheidsbeleid, de vredesbeweging, groene en extreemrechtse partijen, de georganiseerde vrijzinnigheid, democratiseringsprocessen, de nieuwe burger en de crisis in de politiek en verder ook over Alexis de Tocqueville en Isaiah Berlin.
Adres: VUB,
Vakgroep Politieke Wetenschappen,
Pleinplein 2, B-1050 Brussel
‘Vroeger was een krant de drager van culturele of ideologische ideeën. Vandaag is de krant in de ogen van de meeste jonge uitgevers een winstinstrument. Ik merk kwaliteitsverlies in onze pers. Ik ben ongerust omdat we niet de kwaliteitskranten hebben die we verdienen’. Manu Ruys, de vroegere hoofdredacteur van De Standaard en Het Nieuwsblad, is niet de enige die zo negatief oordeelt over de Vlaamse pers. Volgens SP-politicus Louis Tobback haalt geen enkele Vlaamse krant het niveau van NRC Handelsblad en de Volkskrant, laat staan van Le Monde of La Stampa. De Vlaamse kwaliteitskranten komen, aldus Tobback, ‘nog niet tot aan de enkels van deze bladen’ (Humo, 23 juni 1998).
Met de Nederlandse kwaliteitskranten is het volgens sommigen overigens niet beter gesteld. Zo liet bijvoorbeeld de publicist Bastiaan Bommeljé weten dat hij ernstig overwoog zijn abonnement op de Volkskrant op te zeggen (Bommeljé, 1997). Bommeljé ergerde zich aan de vele columns (‘soms meer dan zes per dag’), de vermenging van feiten en meningen, de ‘ditjes-endatjes-jool’, kortom, de ‘drempelverlaging en opleuking’. De dingen waarvoor je de krant leest -‘namen, data, plaatsen’- komen, aldus Bommeljé, steeds meer in het gedrang.
Het opmerkelijke is dat je deze klachten overal hoort. Zelfs het Britse blad The Economist -dat zich toch zelden op cultuurpessimisme of doemdenkerij laat betrappen- is ervan overtuigd dat de kwaliteit van de kranten achteruit gaat (The Economist, 4 juli 1998). Terwijl we de mond vol hebben van globalisering, worden onze kranten provinciaal, oordeelt het Britse opinieblad. In het tijdperk van de informatisering worden kranten vooral gevuld met sport en ontspanning. Vijftig jaar geleden stonden er op het eerste blad van een kwaliteitskrant als The Times alleen berichten over buitenlandse poli-
| |
| |
tiek en economie. Vandaag staat het nieuwe vriendinnetje van Leonardo Di Caprio op de voorpagina, aldus de redacteurs van The Economist.
Het is met de kwaliteit van de krant als met het weer, de politici, de kennis van de klassieke literatuur en de prestaties van de nationale voetbalploeg: vroeger was het beter. Het vervelende is dat dit soort stellige beweringen op weinig of niets is gebaseerd. Aangezien vrijwel niemand oude dagbladen bewaart en herleest, is de kans groot dat de reële krant van vandaag wordt vergeleken met een geïdealiseerde krant uit het verleden. Een krant die uiteraard alleen bestond uit goedgeschreven stukken over belangrijke onderwerpen.
Uitspraken over kwaliteitsverval zijn pas zinvol wanneer er wordt vergeleken en geteld. Dat is precies wat ik in dit artikel doe: tellen en vergelijken. Van één krant - De Standaard - vergelijk ik de krant van vandaag met die van vijf, tien, vijftien en twintig jaar geleden. Bovendien heb ik zes kranten - De Standaard, De Morgen, NRC Handelsblad, de Volkskrant, Het Laatste Nieuws en de Financieel-Economische Tijd - tijdens dezelfde twee weken (de eerste twee weken van februari 1998) gelezen en vergeleken. Op basis daarvan geef ik een kwaliteitsoordeel. Eerst heb ik het evenwel over de normen waaraan een goede krant moet voldoen.
| |
Wat heet kwaliteit?
Kranten informeren en onderhouden de lezer. Bij een kwaliteitskrant ligt de nadruk op die eerste activiteit. Een krant van stand herken je vaak al aan de opmaak: weinig of geen foto's, sobere titels, een algemene indruk van waardigheid. Kwaliteitskranten springen zorgvuldiger met de feiten om. Nieuws en commentaar worden strikt gescheiden. Ze hanteren de regel van hoor en wederhoor. Ze staan op hun onpartijdigheid en integriteit.
Kwaliteitskranten onderscheiden zich vooral door het soort informatie dat ze brengen. In de literatuur heeft men het in dit verband over twee soorten nieuws (Jansen, 1987). Enerzijds zijn er berichten ‘met een onmiddellijke beloning’: verhalen over rampen en misdaad, over wie rijk en beroemd is of over sport. Dat is het soort berichten dat er makkelijk ingaat. Het gaat om informatie die prettig is of schokkend, maar op zijn minst altijd onderhoudend. Anderzijds is er nieuws ‘met een vertraagde beloning’: berichten over politiek, economie, wetenschap en cultuur. Nieuws dat moeilijker te verwerken is, dat van de lezer enige inspanning veronderstelt en waarvoor de beloning pas later komt. Kwaliteitskranten specialiseren zich in dat soort informatie.
Een klassiek inzicht uit het personderzoek is dat nieuws dat onmiddellijke bevrediging biedt, makkelijker de belangstelling trekt. De gemiddelde lezer gaat -ook in de kwaliteitskrant- eerst naar dat soort berichten op zoek. Kranten die een groot publiek willen trekken, nemen dan ook meer van dat
| |
| |
soort informatie op. Hoe competitiever de markt waarop een krant zich richt, hoe groter de neiging om meer pretnieuws te publiceren.
Meteen zijn we aanbeland bij de belangrijkste reden waarom vandaag voor kwaliteitsverlies wordt gevreesd: de commerciële druk. Kranten maken kost veel geld. Omdat er zoveel kapitaal op het spel staat, zullen de commerciële overwegingen voorrang hebben op de redactionele. Belangrijker dan wat er in de krant staat, is dat ze wordt verkocht. Kranten worden louter commerciële producten, de kwaliteit is bijzaak.
Het vreemde is dat je die argumenten honderd jaar geleden, bij het ontstaan van de populaire pers, ook al hoorde. In de jaren tachtig van de vorige eeuw deed in Engeland een nieuw soort journalistiek zijn intrede. De markt werd overspoeld met kranten zoals de Daily Mail of de Daily Express, die het de lezer naar zijn zin maakten. Korte, makkelijk leesbare artikelen over het leven van alledag. Nieuws dat met grote, schreeuwerige koppen werd gebracht. Kranten die vooral moesten verkopen, die dreven op sensatie en die zich van kwaliteitsverlies niets aantrokken.
In een even vermakelijk als onthullend boek vertelt John Carey, hoogleraar Engelse literatuur in Oxford, hoe de intellectuelen van toen over de opmars van de populaire kranten dachten (Carey, 1992). Van die kranten ging een neerwaartse druk op de gehele cultuur uit. Dagbladen, daarover waren weldenkende mensen het eens, appelleerden - net als de film of de populaire muziek - aan het allerlaagste in de mens. De massa had geen boodschap aan goede smaak, intellectuele eerlijkheid, kennis of beschaving. En dus was alles wat enigszins niveau had ten dode opgeschreven, de kwaliteitskranten niet uitgezonderd. Honderd jaar later blijkt dat nogal mee te vallen.
Als het vandaag over kwaliteitsverval gaat, wordt onvermijdelijk ook verwezen naar de invloed van de televisie. Die invloed is te merken in de vorm en de inhoud van de krant. Dagbladen worden kleurrijker en zelfs de kwaliteitskranten zetten foto's op de voorpagina. Nieuws wordt meer gepersonaliseerd, krantenstukken bondiger, teksten eenvoudiger, titels spannender (Stone, 1987). Omwille van de alomtegenwoordigheid van de televisie specialiseren kranten zich in de dingen waarin ze een concurrentievoordeel bezitten. Aangezien de televisie sneller de actualiteit volgt, kan de krant beter achtergrondverhalen, duiding en commentaar brengen. Dat gebeurt ook in toenemende mate (Bogart, 1989 en 1992). Of dat noodzakelijk ook kwaliteitsverlies betekent, is nog maar de vraag.
| |
Kan je kwaliteit meten?
‘Over kwaliteit wordt veel gesproken, maar er is geen duidelijke maatstaf waaraan die kwaliteit gemeten zou kunnen worden’, luidt het in de inleiding van een Nederlands boek over de onderzoekbaarheid van journalistiek
| |
| |
(Evers, 1996). In hetzelfde boek formuleert een Duits communicatiewetenschapper het een stuk krachtiger: proberen de kwaliteit van kranten te meten, is net zo uitzichtloos als proberen een puddinkje tegen de muur te spijkeren.
In wat volgt neem ik als maatstaf voor de kwaliteit van de krant het aantal informatieve artikelen over nationale en internationale politiek en over economie. Een artikel beschouw ik, in overeenstemming met een vuistregel die vaak in krantenonderzoek wordt gebruikt (Bogart, 1989), als ‘informatief’ wanneer de totale lengte van de tekst - zonder foto's of titels - minstens acht centimeter bedraagt. Hoe hoger de score van een krant op deze index, hoe dichter ze het ideaal van de kwaliteitskrant benadert. Deze score zegt uiteraard niets over de inhoud van de artikelen in kwestie, over het journalistieke niveau van de berichten, de diepgang of gefundeerdheid van de commentaren. Ik beken eerlijk dat ik niet goed zie hoe je tot een onbetwistbaar oordeel kan komen over die aspecten van de kwaliteit van een krant. Uitspraken daaromtrent zijn, zo vrees ik, onvermijdelijk subjectief.
Aan de hand van die index van informatieve artikelen zoek ik het antwoord op twee vragen. Eén: hoe verhoudt de kwaliteitskrant van vandaag zich tot die van vijf, tien, vijftien en twintig jaar geleden? Twee: bestaan er opmerkelijke verschillen tussen de kwaliteitskranten? Voor die eerste vraag heb ik, vanaf 1978, De Standaard om de vijf jaar, tijdens steeds dezelfde twee willekeurig gekozen weken - de eerste twee weken van februari - gelezen en het aantal informatieve artikelen geteld. Voor de tweede vraag heb ik in het afgelopen jaar twee Vlaamse en twee Nederlandse kwaliteitskanten tijdens dezelfde twee weken gelezen en weer de informatieve artikelen geteld. Ter vergelijking deed ik hetzelfde met twee heel andere kranten: een populair dagblad en een gespecialiseerde krant.
| |
Kwaliteit becijferd
De Standaard ziet er in februari 1978 heel anders uit dan vandaag. De voorpagina is rommelig: er staan gemiddeld negen artikelen en een hoofdartikel op. Ongeveer elke titel krijgt een aparte lettergrootte mee. Een kwart van de voorpagina-artikelen gaat over zaken als kwik in de sinaasappelen of een Eurovisiesongfestivalvedette die een liedje zingt op het congres van de Spaanse vakbonden.
De krant is ook een stuk dunner. Er zijn geen bijlagen. Het aantal pagina's van de krant varieert tussen 18 en 24. Onderwerpen hebben geen vaste plaats. Vooral in het tweede deel van de krant ontbreekt elke systematiek. Het is heel gewoon om een artikel over de Eurodollarmarkt tussen de concertbesprekingen aan te treffen. Wat opvalt is het grote aantal kleine berichten, vaak niet meer dan veredelde persmededelingen: ‘West-Vlaamse vereni-
| |
| |
gingen vragen soepel derde arbeidscircuit’. Ook op de buitenlandpagina's bestaat het grootste deel van de artikelen uit berichtjes. Achtergrondstukken zijn zeldzaam. Cultuur gaat heel nadrukkelijk over de ‘mensen van bij ons’: ‘Vlaamse auteurs kennen luisterspel niet’, Vlaamse glaskunst, de vertaling van een missaal in het Nederlands. Op vrijdag is er ‘De Standaard der Letteren’: twee bladzijden over nieuwe boeken.
De krant telt gemiddeld vier pagina's ‘gemengde berichten’. Er wordt uitgebreid verslag gedaan van bankovervallen, auto-ongelukken en rechtszaken, als het kan met foto's. Je vindt er berichten als ‘Lijk uit Schelde gehaald’ en ‘Stelen om te drinken kost vier maanden cel’. In het taalgebruik is nog niets te merken van ‘politieke correctheid’. Een bericht krijgt als titel ‘Kleurling doodgestoken’ en in het verslag van de moord op een joods diamantair worden getuigen omschreven als ‘rasgenoten’. In 1978 is het verschil tussen kwaliteits- en populaire kranten vermoedelijk niet groot.
De Standaard biedt niet opmerkelijk veel achtergrond-informatie, duiding of commentaar. Er zijn dagelijks gemiddeld twee aparte rubrieken over bijvoorbeeld het bedrijfsleven, de beurs of, op zaterdag, het parlement. ‘Features’ zijn zeldzaam: in de eerste twee weken van februari is er één keer een volledig blad over de Watersnoodramp van 1953. Er is geen opiniepagina. Het aantal informatieve artikelen bedraagt gemiddeld 29,9 per dag.
Uiterlijk is er in 1983 nog niet veel veranderd. De voorpagina geeft nog altijd een brokkelige indruk. Het gemiddelde aantal voorpagina-artikelen is gedaald tot acht, het overgrote deel gaat nu evenwel over economie of politiek. De variatie aan lettergroottes wordt minder. Wel is er nu, langs de linkerkant, een lange strook aankondigingen bijgekomen.
De krant wordt iets dikker. Het gemiddelde aantal pagina's bedraagt 25, de weekendkrant telt twee keer zoveel bladzijden. Er zit meer samenhang in de krant. Op bladzijde twee en drie staan de binnenlandse politiek en economie, op vier en vijf de buitenlandse berichten, zes en zeven gaan over cultuur, dan volgen twee bladzijden economie, twee bladzijden sport, twee bladzijden gemengde berichten, dan de service-bladzijden, de seintjes en de radio- en tv-programma's.
Er zijn twee hoofdartikelen: op het eerste blad over de nationale en op bladzijde vier over de buitenlandse politiek. Er zijn meer vaste rubrieken: de ‘Kunstmarkt’, ‘Kerk en Wereld’, ‘Opmaat’ (over muziek), ‘Beurs en Bedrijf’, ‘Mens en Werk’, ‘Fiscaliana’, ‘Plankenkoorts’ (toneel), ‘De Standaard der Letteren’ (drie bladzijden op zaterdag), ‘Echo's’ (uit de partijhoofdkwartieren en uit de andere kranten), ‘Van Kamerleden en Senatoren’ (Manu Ruys over de parlementaire politiek), ‘Kant-tekeningen’ (Hans Muys over de buitenlandse politiek). Er is meer duiding en commentaar. Het aantal informatieve artikelen is gegroeid tot gemiddeld 33,4 per dag.
| |
| |
In februari 1988 wordt meer zorg besteed aan de opmaak van de krant. Er wordt meer met blokken gewerkt, in plaats van met kolommen. De lange strook aankondigingen aan de linkerkant is gebleven, rechtsboven staat nog altijd het hoofdartikel. Er staan minder artikelen op het eerste blad: gemiddeld zeven, waarvan zes over politiek of economie.
Het gemiddelde aantal pagina's is gestegen tot 32, de zaterdagkrant haalt al 80 bladzijden. Boven de eerste acht pagina's verschijnen rubriekaanduidingen: binnenland, buitenland, cultuur en wetenschap, economie en financiën. De gemengde berichten en het regionale nieuws zijn verbannen naar het tweede deel van de krant. Er zijn minder afzonderlijke rubrieken. Wel zijn er bijvoorbeeld op vrijdag vaste pagina's over film, over kunst en antiek. Op zaterdag is er, naast de drie boekenpagina's, ook een blad mode, een vaste ‘feature’ en een rubriek ‘Dames en Heren’, over het leven van alledag.
Er zijn veel meer achtergrondstukken. Er zijn reeksen over ‘media en terrorisme’, over ‘minderheden’, over de Tunesische politiek en economie. Voor het eerst zijn er lange interviews, als achtergrond bij het nieuws. Op de pagina's over kunst en wetenschap verschijnen doorwrochte bijdragen over ‘de hedendaagse Poolse film’ of over ‘supergeleidende keramische materialen’, stukken waarin geen toegevingen aan de lezer worden gedaan. Het aantal informatieve artikelen bedraagt 33,6 per dag, ongeveer evenveel als vijf jaar daarvoor.
De krant van februari 1993 is mijn favoriet. Ze oogt rustig en beschaafd. Het openingsartikel wordt over de gehele breedte van het eerste blad gedrukt, daaronder staan nog slechts vijf grotere en meer geblokte artikelen. Het hoofdartikel is verdwenen. De onvermijdelijke strook aankondigingen is duidelijker afgelijnd. Er is meer wit tussen de verschillende teksten. Er staat één foto op de voorpagina, niet noodzakelijk gebonden aan een specifiek artikel.
Elke bladzijde krijgt een specifieke bestemming. Op bladzijde twee staat ‘Binnenland’, op drie ‘Europa’, op vier en vijf ‘Buitenland’, op zes ‘Cultuur en Wetenschap’, zeven en acht zijn gereserveerd voor ‘Opinie’, negen en tien voor ‘Samenleving’, elf voor tv, twaalf voor ‘Service’ (weer, radio- en tv-tips), op dertien en veertien komen economie en financiën aan de orde, dan volgen de sport, strips, feuilleton en ‘Courant’ (het grappige nieuws). Vrijdag is er een apart katern ‘Kiosk’ over tentoonstellingen, concerten en evenementen. Het gemiddelde aantal pagina's is niet gestegen en ook de weekendkrant is niet verder uitgebreid.
Nieuw zijn de opiniepagina's, met naast het hoofdartikel een drietal langere ingezonden stukken, het krantenoverzicht en de lezersbrieven. Op elke pagina staat minstens één achtergrondartikel. Er zijn minder interviews, wél is er op zaterdag op het tweede blad een paginagroot gesprek, meestal over binnenlandse politiek. Het aantal informatieve artikelen is gestegen tot gemiddeld 36,6 per dag.
| |
| |
Vijf jaar later, in februari 1998, is de opmaak een stuk minder sober: de verschillende lettergroottes en -types zijn er weer. Boven aan het eerste blad is een strook met aankondigingen gekomen, geïllustreerd met kleine foto's of kleurvlakken. Onderaan is, tegen een grijze achtergrond, een bladwijzer geplaatst. Een centrale grote kleurenfoto domineert de bladopmaak. Er zijn weer meer titels op de voorpagina: gemiddeld zeven artikelen, waarvan gemakkelijk opnieuw een kwart over minder ernstige onderwerpen. De krant heeft gekozen voor een brede, horizontale lay-out in plaats van de kolommen of blokken van vroeger. Er is ook meer variatie op een blad, zo worden achtergrondartikelen nogal eens op een grijze achtergrond afgedrukt.
De indeling van de krant blijft grotendeels dezelfde. ‘Courant’ heet nu de ‘Spanjaard’, de rubriek ‘Samenleving’ is verdwenen en werd gewoon ‘Uit de regio's’. Nieuw is de media-bladzijde. Nieuw is ook, op maandag, de uitgebreide aandacht voor onderwijs en wetenschap. Het gemiddeld aantal pagina's steeg tot 41. Haast elke dag is er een bijlage. Op dinsdag de ‘Stipkrant’ in apart formaat, op woensdag ‘De Grote Parade’, twaalf pagina's over culturele evenementen. Op donderdag ‘De Standaard der Letteren’ in een apart katern, op vrijdag het ‘Standaard Magazine’ en op zaterdag naast de ‘Personeelsgids’, het ‘Vakantiemagazine’ en de ‘Woongids’, nu ook ‘Bovendien’ en ‘Economie-Weekend’.
Er staan meer interviews in de krant, vaak als achtergrond bij het nieuws. Dat leest prettiger, maar graaft ook minder diep. Zowel op de binnen- als de buitenlandpagina tref je nieuws aan dat er vroeger niet stond. ‘Arts veroordeeld wegens valsheid in geschrifte’, ‘Leerlingen ziek na zwempartij’, ‘Fuivende studenten botsen op milieuwet’. Zelfs de economie-pagina's ontsnappen er niet aan: je kan er artikelen vinden over de Belgische frieten in New York. De titels zijn een stuk joliger: ‘Welkom in Texas, zijn olie, zijn steaks... zijn executies’, ‘Kindermisbruiker Henkie mag dorp niet meer in’ of nog, ‘Brits bikini-grootje laakt discriminatie’. Op maandag titelt de krant: ‘Sport: 6 bladzijden’. Die verleuking blijkt toch vooral een kwestie van vorm en opmaak te zijn. Wie naar de inhoud kijkt, constateert geen kwaliteitsverlies. Immers, het gemiddeld aantal informatieve artikelen is verder gestegen tot 42,8 per dag.
| |
Kwaliteit vergeleken
Hoe verhoudt De Standaard zich tot de andere Vlaamse en Nederlandse kwaliteitskranten? In onderstaande tabel geef ik het gemiddelde aantal informatieve artikelen per dag voor een aantal kranten. De gegevens gaan over de eerste twee weken van februari 1998.
| |
| |
Gemiddeld aantal informatieve artikelen per dag
|
De Standaard: |
42,8 |
De Morgen: |
33,9 |
NRC-Handelsblad: |
42,8 |
de Volkskrant: |
33,6 |
Het Laatste Nieuws: |
11,9 |
De Financieel-Economische Tijd: |
60,5 |
Ik vind dat zelf vrij opmerkelijke cijfers. In de eerste plaats lijkt het vaak besproken grote kwaliteitsverschil tussen Vlaamse en Nederlandse kranten niet als zodanig te bestaan. De Standaard en NRC-Handelsblad zijn aan elkaar gewaagd, De Morgen en de Volkskrant eveneens. Voorts zijn de verschillen tussen deze vier kranten en een willekeurig gekozen populaire krant duidelijk: de nieuwswaarde van Het Laatste Nieuws bedraagt een derde tot een vierde van die van de kwaliteitskranten. Een gespecialiseerde krant als De Financieel-Economische Tijd haalt dan weer een beduidend hogere score. De ‘Tijd’ scoort natuurlijk vooral met economisch en financieel nieuws. Toch profileert die krant zich ook steeds meer als een algemeen dagblad. Ze heeft zeer goede bladzijden over binnen- en buitenlandse politiek en heeft met de ‘Zaterdagtijd’ en met de bijlage over cultuur een opmerkelijke inhaalbeweging ingezet.
| |
Cultuurpessimisten hebben ongelijk
De vrees dat het met de kwaliteitskranten bergaf gaat, is ongegrond. Als je De Standaard van vandaag vergelijkt met die van twintig, vijftien, tien en vijf jaar geleden, dan constateer je een voortdurende stijging van het aantal informatieve artikelen.
Gemiddeld aantal informatieve artikelen per dag
|
1978 |
29,9 |
1983 |
33,4 |
1988 |
33,6 |
1993 |
36,6 |
1998 |
42,8 |
De kwaliteitskranten zijn dikker geworden, er zijn aparte bijlagen en magazines bijgekomen. Met die aparte katernen over reizen, over boeken, over kunst en wetenschap, over levensstijl en vrije tijd, lijken kranten steeds meer op weekbladen. Ook journalistiek zet die trend zich door: meer interviews en meer niet aan de actualiteit gebonden achtergrondstukken. Er is evenwel geen reden om aan te nemen dat die ‘verweekbladisering’ ook tot
| |
| |
kwaliteitsverlies moet leiden. De harde informatie - de namen, data en plaatsen - staat voorlopig nog altijd in de krant. Kwaliteitskranten bieden meer leesplezier, zonder dat - voorlopig althans - de informatiewaarde erop achteruit gaat. Cultuurpessimisten hebben ongelijk.
| |
Bibliografie
bogart, leo, Press and Public. Who reads what, when, where and why in American newspapers, Lawrence Erlbaum, Hillsdale, 1989. |
bogart, leo, ‘Newspapers: The State of The Industry’, in Cook, philip, s., The Future of News, Johns Hopkins University Press, Washington, 1992, pp. 85-103. |
bommeljé, bastiaan, ‘Afscheid van de krant’, in Hollands Maandblad, 10, 1997, pp. 11-12. |
carey, john, The Intellectuals and the Masses. Pride and Prejudice among the Literary Intelligentsia, 1880-1939, Faber and Faber, Londen, 1992. |
durnez, erik en pironet, ewald, ‘De krant draait niet enkel om de centen’, in Financieel-Economische Tijd, 18 oktober 1997. |
evers, huub, Krant en Kwaliteit. Verkenningen rond de onderzoekbaarheid van journalistiek, Bohm Stafleu Van Loghum, Houten, 1996. |
jansen, carel h., Politiek en Dagbladjournalistiek, Coutinho, Muiderberg, 1987. |
stone, gerald, Examining Newspapers. What research reveals about America's newspapers, Sage, Newbury park, 1987. |
|
|