men dus lezend zelf de initiatie ondergaan, zelf meeproeven van Van Ostayens Sienjaal en van de vele signalen van Van Ostayens tijdgenoten, zoals die van liefde, gerechtigheid, vrede, Vlaamsgezindheid, internationalisme, humanisme, communisme, anarchisme, geloofsbeleving of mystiek.
In het vierde deel Als in een spiegel mindert Coppieters enigszins vaart in deze caleidoscopische zoektocht, omdat hij er, scherper vraagstellend, de remmende factoren en tegenkrachten opzoekt.
Hij citeert er vele keren P.J. Bouman, die in zijn Cultuurgeschiedenis van de 20ste eeuw met de ‘gelijktijdigheid van het ongelijktijdige’ de gang van zaken in het interbellum en, na het monster van de Tweede Wereldoorlog, ook die in de tweede helft van de 20ste eeuw opzoekt.
Het gaat om remmende factoren en tegenkrachten, of ook om de grote verscheidenheid van dynamische processen, die het Vlaams-radicalisme van velen heeft versterkt of heeft doen verwateren.
Een interessant en centraal thema hierin is de vaderlandsliefde, een begrip dat in het laatste kwart van de 19de eeuw zijn intrede doet op het moment dat ook de grote sociale stormen opstaken. En het was eveneens een begrip dat na de Eerste Wereldoorlog, zowel meer beladen als meer vervalst, een rol bleef spelen in de maatschappelijke situatie van ons land.
De complexiteit van deze vervalsing illustreert Coppieters met Pirenne, die hij instemmend volgt wanneer hij in zijn rectorale redevoering uit 1920 stelt dat een staat niet beoordeeld moet worden op zijn machtsontplooiing, maar wel op zijn bijdrage aan de civilisatie. Het was bovendien een waarschuwing tegen elke vorm van nationalisme, staatsnationalisme zowel als volksnationalisme. Het alternatief was een universele conceptie van de geschiedenis ‘dans laquelle chaque peuple, au lieu d'apparaître comme le centre du monde, n'apparaît que comme le collaborateur de la civilisation générale, et, au lieu d'être apprécié en fonction de sa propre grandeur, l'est pour la part qu'il a prise à la grandeur de l'humanité’.
Maar, stelt Coppieters, hoever stond de pragmatische Belgische realiteit af van deze verheven beschouwing?
Hoe konden dan Pirenne en zovelen van zijn Belgische collega's de eis tot vernederlandsing van de Gentse universiteit bestrijden met de meest onwaarschijnlijke argumenten en verwijten, zoals die van ‘flaminboches’? De realiteit was dus een verenging en vervalsing van de Belgische vaderlandsliefde, die bij velen leidde tot absolute afwijzing van het gezag van de Belgische staat, met alle gevaren en gevolgen van het woord absoluut. In de mate dat Belgisch patriottisme een dekmantel werd van Franstalige overheersing doken immers heftige vragen op naar de mate van verzet tegen deze staat.
Die vragen, het uitkristalliseren ervan tot een politieke tegenkracht, hebben de rest van de geschiedenis van het interbellum in hoge mate mede bepaald. Dit uitkristalliseren heeft helaas ook met zich meegebracht dat die prachtige context van internationale crisis en bezinning, zoals Coppieters die beschreef in de vorige delen, verloren ging. Een verenging van het vijandbeeld bood geen ruimte meer om de rol en de mogelijkheden van politieke partijen en bewegingen te onderscheiden.
Zij werden versimpeld tot ‘de gehate kleurpartijen’. Een verenging van het vijandbeeld liet tenslotte geen ruimte meer om de fundamentele waarden van een parlementaire democratie te onderscheiden.
Radicaal anti-belgicisme ging weldra ook hand in hand met antidemocratisch ressentiment.
Meteen waren ook de meest fundamentele opties van een voor de hand liggende staatshervorming, i.c. het federalisme, verhypothekeerd. Zij werden trouwens van alle kanten verhypothekeerd, omdat helaas ook veel Franssprekende en Fransschrijvende intellectuelen voor wie de Vlaamse kwestie ‘une question de justice’ was van de scène verdwenen. Zoals zo veel van de scène verdween. Zoals zoveel op de scène van rol veranderde.
Terecht pleit Maurits Coppieters er dus voor dat het Belgisch nationalisme grondiger bestudeerd zou moeten worden in de context van de moderniteit of het niet willen vatten van de moderniteit vlak na de Eerste Wereldoorlog. Het was zoals de grote Labrousse schreef: ‘l'accélération de l'histoire ne doit pas nous faire trop sous-estimer la lenteur de l'histoire’.
Het werd zoals de laatste regels in Maurits Coppieters' essay: ‘De weg naar uitzichtloosheid en verkeerde keuzes lag open. Een mijnenveld tussen twee wereldoorlogen.’