Bilderdijk revisited
Een schrijver die zijn studie presenteert met de beginzin ‘Dit boek voorziet, na meer dan anderhalve eeuw, in een hardnekkige leemte’, kan rekenen op een kritische lezing. Een zekere modestia hoort toch wel bij de presentatie van een achttiende-eeuws onderzoek, en hoe een leemte, dus iets wat er niet is, hardnekkig kan zijn, ontgaat me. Met enige reserve begon ik dus aan Joris van Eijnattens toelichting op de ideeënwereld van Willem Bilderdijk. Maar die kritische houding van de recensent verdwijnt na enige bladzijden. Weliswaar heeft Eijnatten een hinderlijke behoefte om oordelen te vellen en is zijn stijl niet altijd vlekkeloos, daar staat een magistrale studie tegenover. Terwijl in de academische wereld het een na het andere proefschrift van de computer rolt met deelonderzoeken, die op zichzelf niet onverdienstelijk zijn maar vaak genoeg diepgang ontberen door de korte tijd die de jeugdige onderzoeker erin mocht stoppen, komt hier een academicus naar buiten met een bewonderenswaardig doorwrocht verslag van een intellectueel universum. Joris van Eijnatten promoveerde in 1993 op een studie over het Nederlandse calvinisme. Een postacademische NWO-aanstelling maakte het hem mogelijk zich daarna aan Bilderdijk te wijden.
Eijnatten heeft zich in deze studie tot doel gesteld de denkwereld van Bilderdijk te doorgronden en de betekenis ervan voor het nageslacht te evalueren. Hij heeft daartoe het enorme oeuvre van Bilderdijk bestudeerd, inclusief de vele vrijwel onleesbare lectuuraantekeningen in handschrift. Dat Bilderdijk zich in kabbalistische lectuur verdiept heeft, weet Eijnatten onder andere doordat er een minuscuul papiertje overgeleverd is met aantekeningen over een laat-middeleeuws boekje van Rabbi Muelhausen. Exemplarisch voor de werkwijze van Eijnatten is hoe hij een dergelijk papiertje gebruikt. Hij wil de opvatting over de ineensmelting van zielen tijdens de geslachtsgemeenschap, die voorkomt in Bilderdijks brieven en in zijn treurspel Floris V in een breder kader plaatsen. In een brief aan Tydeman ontdekt Eijnatten een weinig expliciete opmerking over rabbijnse geleerden, en die brengt hij in verband met het briefje over Muelhausen, die in de 17e eeuw gebrekkig in het Latijn vertaald is, en die vertaling gebruikte Bilderdijk. Het gedachtegoed ervan is in de Talmud terug te vinden, en Bilderdijk moet er een kabbalistische versie van de neoplatoonse zielsvermenging in gezien hebben. Ter vergelijking citeert Eijnatten dan een tekst uit het voornaamste kabbalistisch geschrift uit de dertiende eeuw, de Zohar. Op deze manier plaatst Eijnatten Bilderdijks ideeënwereld in een intellectuele achtergrond die zowel getuigt van de enorme belezenheid van Bilderdijk als van Eijnatten. De onderzoeker wijst drie hoofdrichtingen in het denken van Bilderdijk aan. Het eerste patroon is dat van het augustianisme. Er is een spanning tussen zonde en genade in zijn beleving, die zich laat herleiden tot de augustiaanse traditie in het christendom. Daarbij zweemt hij naar het mystieke. Dat hangt samen met het tweede patroon van zijn denken, dat Eijnatten ‘theosofisch’ noemt. Bilderdijk bekijkt de wereld vanuit een esoterisch standpunt. Op elke verschijning in de werkelijkheid is de analogieleer van toepassing. In de gevallen mens zijn vonken van de goddelijke vlam overgebleven. Het derde patroon is een combinatie van klassiek-romeinse en aristocratische denkbeelden. Hij hangt een ethiek van ‘honor’, eer, aan, die vanuit de Romeinse cultuur opgenomen was