eenvormig en haast monotoon concept geschraagd zijn, het bleek - opnieuw conform het totaalkarakter van de Sint-Lucasneogotiek - typologisch gezien uiterst verscheiden: van kloosters, scholen en ziekenhuizen tot stadswoningen, landhuizen en met zorg ontworpen binnenhuisdecoratie. Een verzorgd en rijk gedocumenteerd overzicht van deze (intussen vaak gesloopte) architecturale verwezenlijkingen wordt in de apart uitgegeven oeuvrecatalogus aangeboden.
De verscheidenheid aan architecturale opdrachten getuigde eveneens van het brede sociale netwerk dat Helleputte intussen als politicus had weten op te bouwen. Zijn idealen als neogoticus bleken immers van meet af aan verder te strekken dan de architectuur. Zijn werkterrein als politicus zou even verscheiden zijn als dat van de architect, de achterliggende ideeën op een vergelijkbare manier coherent. Al zou hij zijn hele loopbaan volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Maaseik blijven en een decennium lang (1907-1918) minister van Landbouw of van technische kabinetten als Openbare Werken, het was vooral als architect en financierder van de katholieke zuil dat Helleputte van betekenis is gebleken. Vanuit een primair confessionele, katholieke bekommering ontpopte hij zich als gedreven organisator in gematigd democratische en Vlaamsgezinde richting, met als politiek ideaal de oprichting van een federatief georganiseerde Vlaamse Katholieke standenpartij.
Werd dit ideaal pas op het einde van zijn leven - en dan nog slechts ten dele - gerealiseerd, aan de organisatie van die standen gaf Helleputte daadwerkelijk mede vorm. Zo richtte hij in 1891 de Volksbond op. Geconcipieerd als een koepelorganisatie van corporatistisch ingestelde kleinstedelijke beroepsverenigingen, evolueerde deze onder druk van de sociale werkelijkheid al snel in meer syndicalistische en democratische zin - een evolutie die Helleputte gedeeltelijk van zijn eigen geesteskind vervreemdde. Een soortgelijke rol speelde Helleputte in de Vlaamse Beweging, waar hij onder meer via kortstondige engagementen in het Katholiek Vlaams Studentenverbond en de Vlaamse Katholieke Landsbond mede vorm gaf aan overkoepelende katholieke initiatieven, zonder hierin echter een concrete leidende rol te kunnen of willen blijven spelen. Van al zijn corporatistische experimenten is alleen de Boerenbond op termijn levensvatbaar gebleken, ook al werd zijn voorzitterschap zelfs hier steeds symbolischer. Meer in het algemeen verschoof Helleputte in de loop van de Eerste Wereldoorlog politiek gezien naar de zijlijn, een proces dat versneld werd door zijn Vlaamsgezinde opstelling en zijn halsstarrige verzet tegen de vorming van een regering van nationale unie waarbij de katholieken aan invloed zouden inboeten.
Geniaal mislukker - een man met charisma die zichzelf en zijn ideeën behendig in de belangstelling kon werken en mensen aan zich wist te binden, een volksvertegenwoordiger die nauwelijks voorkeurstemmen behaalde, een soms weinig doortastende minister, voorbijgestoken binnen de door hemzelf opgerichte organisaties - en tegelijk machtig vormgever van de 20ste-eeuwse maatschappij. Helleputte was onmiskenbaar beide, en op beide aspecten wordt in deze biografie gehamerd. Juist door het enigszins tragische karakter van Helleputtes persoonlijke carrière blijft er, gezien de keuze voor het biografische genre, weinig ruimte om het tweede aspect op een overtuigende manier hard te maken. Toch worden er ook biografische gegevens aangehaald die op Helleputtes grote macht en zijn symbolische positie van Vlaams en katholiek boegbeeld wijzen. De talrijke keren dat op hem beroep werd gedaan op momenten waarop hem manifest de tijd ontbrak om daadwerkelijk leiding te geven, getuigen van de politieke onaantastbaarheid die hij zeker tot aan de Eerste Wereldoorlog genoot. Meer echter dan in andere biografieën krijgt men bij Helleputte de indruk dat zijn betekenis als het ware buiten zijn persoon te vinden is, in de structuren waaraan hij mede vorm gaf, maar waarop hij nauwelijks een persoonlijke stempel naliet.
Deze indruk wordt nog in de hand gewerkt door het ontbreken van een persoonlijke briefwisseling. En tot overmaat van ramp publiceerde Helleputte nauwelijks theoretische geschriften, waardoor het ook bijzonder moeilijk is om door te dringen in zijn ideeënwereld. De auteurs hebben zichtbaar moeite om Helleputte tot leven te roepen en hem een werkelijk centrale rol te laten spelen in zijn eigen biografie - een probleem dat men in de inleidende hoofdstukken lijkt te willen compenseren door wat al te didactische uiteenzettingen over de maatschappelijke bewegingen die Helleputtes keuzes en