Bernard Haitink (º1929) - Foto Michael Ward.
deze evenementen waren en het kwam steeds weer tot optimale samenwerking met de equipes. Géén camera had overigens dat vallende stokje gevangen, daarvoor was alles te veel geprogrammeerd.
Zoals Haitink in Amsterdam zijn onuitwisbare stempel had gezet met Mahler en Bruckner - maar er was natuurlijk veel meer - zo koos hij in in de afgelopen jaren voor veel Wagner in Covent Garden, live maar ook op de plaat. Zeer veel lof oogstte hij met de complete Ring des Nibelungen, maar ook met Richard Strauss (Rosenkavalier), Verdi (Don Carlos), Mozart (de drie Da Ponte opera's) en Shostakovich. Hij bouwde het orkest om tot een waar symfonisch ensemble, balletmuziek kwam hoog in het vaandel en aparte concerten werden een novum in het Londense muziekleven. Opera-ervaring had Haitink al voor zijn benoeming in '86 opgedaan in Glyndeboure; niet in Nederland, waar hij nog nooit een opera heeft uitgevoerd, tot op de dag van vandaag.
Haitink werd wel eens verweten geen interesse voor eigentijdse muziek te hebben. Vooral na het aantreden van zijn opvolger in Amsterdam, Riccardo Chailly - die het orkest had ‘veroverd’ met zijn aanpak van contemporaine muziek - viel te horen dat het orkest museaal tewerk ging en zich eens wat meer op de avantgarde diende te richten. Er werd toen volledig aan het feit voorbijgegaan dat Haitink in de concertzaal niet alleen muziek van Ketting, Schat, Pijper, Diepenbrock, Olthuis, Bon en Flothuis had gebracht, maar ook van Takemitsu en Yves, om slechts enkelen te noemen. Zeker, Mahler en Bruckner, maar óók Debussy en Ravel, daarmee de lijn-Van Beinum voortzettend. ‘Laat Chailly niet denken dat hij als eerste het Concertgebouworkest deze kwaliteiten heeft bijgebracht’ zo schreef de Haagse muziekcriticus Aad van der Ven onlangs nog terecht.
Over zulke zaken heeft Haitink zich zelf nooit uitgelaten. ‘Mensen zeggen dat ik zo bescheiden ben. Dat ben ik natuurlijk niet, anders was ik helemaal geen dirigent. Ik ben een realist. Ik doe mijn werk. Dirigenten die hun eigen roem in scène zetten, dat pathos van een Von Karajan, daar moet ik om lachen. Daar ben ik toch te veel Hollander voor. En ik ben ook helemaal niet zo beroemd als een popster’ (NRC Handelsblad, 28 augustus '98).
Haitink heeft meer dan tweehonderd opnamen gemaakt. Prijzen, onderscheidingen en ere-doctoraten werden hem royaal toegekend. Het Amsterdamse Concertgebouw organiseert ter gelegenheid van zijn zeventigste een Carte blanche serie. Hij dirigeert orkesten waar hij veel mee werkte. In november '98 leidde hij de Wiener Philharmoniker, in februari dit jaar de Staatskapelle Dresden, op 13 maart 1999 was het Koninklijk Concertgebouworkest aan de beurt, op 5 mei is het de Berliner Philharmoniker (hij was daar na '88 bijna chef geworden, maar Abbado kreeg één orkeststem meer) en op 29 juni staat hij voor het Radio Filharmonisch Orkest met een integrale uitvoering (concertant, dat wel) van La Damnation de Faust van Berlioz. Tenslotte, op 16 augustus 1999, een concert met het European Youth Orchester. Op het programma staat de Zevende Symfonie van Mahler.
Jan Rubinstein